Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1120/GA, 20 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1120/GA

betreft: [klager] datum: 20 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.L.M. Dacier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard, gehoord.
Klagers raadsman, mr. L.J.L.M. Dacier, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Klager is, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur klager vanuit de locatie Sittard terug te plaatsen in Moveoo (een begeleid wonen-instelling) (G-2016-000086).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris van 23 november 2015 tot terugplaatsing van klager vanuit Moveoo naar de gevangenis van de locatie Sittard is door de schorsingsvoorzitter geschorst. Desondanks weigerde de directeur klager terug te plaatsen
naar Moveoo.
De beslissing van de directeur van 24 februari 2016 is wederom gebaseerd op de camerabeelden van 20 november 2015. Klager heeft ondanks diverse verzoeken de camerabeelden nog niet gezien, hetgeen hij in strijd acht met artikel 65, derde lid, van de
Pbw.
Klager ontkent contrabande over de muur van de inrichting gegooid te hebben. Hij verbleef van 20 november 2015 tot 22 november 2015 in Heerlen en was niet bij de inrichting in de buurt. Bovendien is het onduidelijk of überhaupt contrabande over de muur
is gegooid nu uit de stukken niet blijkt of inderdaad iets over de muur is gegooid en zo ja, waaruit die contrabande zou bestaan. Ook is klager het er niet mee eens dat zijn beklag gericht tegen de disciplinaire straf van 7 januari 2016 (wegens bezit
van pillen) ongegrond is verklaard en dat zijn beklag gericht tegen het op cel hebben van een tv eveneens ongegrond is verklaard. Klager is van mening dat de beslissing van 24 februari 2016 onvoldoende is gemotiveerd. Klager verzoekt om vergoeding van
zijn proceskosten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In de brief van 24 februari 2016 is beslist dat klager niet zal worden teruggeplaatst naar Moveoo. Klager verbleef op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in Moveoo. Klager is door de selectiefunctionaris teruggeplaatst in de locatie Sittard.
Naar aanleiding van de toewijzing van klagers schorsingsverzoek, heeft de directeur op 24 februari 2016 beslist klager in verband met verschillende incidenten niet terug te plaatsen in Moveoo. Zo had klager een televisie op cel tijdens een
disciplinaire
straf en had hij pillen in zijn bezit. Volgens de directeur kun je deze beslissing zien als intrekking van de plaatsing in het kader van artikel 43, derde lid, van de Pbw. De directeur heeft eerder niets gedaan, omdat hij niet wist dat dit moest. De
camerabeelden van het incident waarop te zien was dat contrabande over de muur van de inrichting werd gegooid, heeft de directeur niet meer.

3. De beoordeling
Achtergrond
Klager was eerder, op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw, door de directeur van de locatie Sittard geplaatst bij Moveoo te Sittard in het kader van begeleid wonen. De selectiefunctionaris heeft op 23 november 2015 op verzoek van de directeur
die plaatsing beëindigd en klager teruggeplaatst in de locatie Sittard. Op 3 februari 2016 heeft de schorsingsvoorzitter het door klager ingediende schorsingsverzoek toegewezen en de beslissing van de selectiefunctionaris geschorst (RSJ 3 februari
2016,
16/252/SGB), omdat beslissingen tot beëindiging van een plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw en de terugplaatsing in de inrichting vallen onder de bevoegdheid van de directeur van de inrichting en niet onder de bevoegdheid van de
selectiefunctionaris. In RSJ 29 maart 2016, 16/253/GB is het beroep gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris gegrond verklaard en is deze beslissing vernietigd.

De bestreden beslissing
De beroepscommissie stelt vast dat klager, na de toewijzing van zijn schorsingsverzoek op 3 februari 2016, in de gevangenis van de locatie Sittard verbleef zonder dat daaraan een schriftelijke beslissing van de directeur ten grondslag lag, hetgeen wel
had gemoeten. Bij beslissing van 24 februari 2016 heeft de directeur beslist klager niet terug te plaatsen naar Moveoo. Klager heeft op 25 februari 2016 beklag ingediend tegen deze beslissing. In beroep is derhalve de beslissing van 24 februari 2016
aan
de orde.

De directeur heeft aan de beslissing van 24 februari 2016 ten grondslag gelegd dat gedurende klagers verblijf in Moveoo op camerabeelden zou zijn geconstateerd dat klager op 20 november 2015 contrabande over de muur van de locatie Sittard zou hebben
gegooid. Voorts heeft de directeur verwezen naar een op 7 januari 2016 opgelegde disciplinaire straf wegens het in het bezit hebben van pillen en een op 2 februari 2016 opgelegde disciplinaire straf wegens het aantreffen van een mobiele telefoon op
klagers cel. Verder zou bij klager tijdens laatstgenoemde disciplinaire straf een televisie op zijn cel zijn aangetroffen, wat niet was toegestaan. Daarvoor is klager opnieuw disciplinair gestraft.

Nu de directeur niet langer over de camerabeelden beschikt van het incident waarbij klager contrabande over de muur van de inrichting zou hebben gegooid en zich in het dossier ook geen schriftelijk verslag van voornoemd voorval bevindt, zal de
beroepscommissie dit incident bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing laten. Daargelaten de vraag of klager contrabande over de muur heeft gegooid, vast staat dat klager op 7 januari 2016 en 2 februari 2016 disciplinair is gestraft omdat
hij pillen (harddrugs) bij zich had respectievelijk een mobiele telefoon op zijn cel is aangetroffen. Reeds gelet op voormelde disciplinaire straffen is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid kon beslissen klager niet terug te
plaatsen naar Moveoo. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

Voor een veroordeling in de proceskosten, zoals namens klager is verzocht, geldt dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.G. Coumans en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven