nummer: 16/1505/GA
betreft: [klager] datum: 20 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. van Rooijen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 april 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. van Rooijen, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Arnhem en [...], juridisch medewerker bij voormelde
inrichting, gehoord.
Bij brief van 18 november 2016 is een nadere reactie namens de directeur ontvangen. Klagers raadsman heeft hierop op 30 november 2016 gereageerd. Een afschrift hiervan is aan de directeur verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens fysiek geweld jegens een personeelslid (A-2015-317) en
b. de beslissing tot terugplaatsing van klager naar het basisprogramma (A-2016-094).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 19 november 2015 vond een oefening plaats in het kader waarvan alle gedetineerden in hun cel dienden te
verblijven.
Na afloop van de oefening mochten alle gedetineerden hun cel weer verlaten, maar klagers celdeur werd niet geopend. Klager gaf op enig moment via de intercom aan dat hij zich niet lekker voelde. Een vrouwelijke bewaarder kwam langs met toiletpapier.
Klager vroeg haar waarom hij nog binnen zat en ze begon klager te slaan. De bewaarder duwde klager. Klager duwde haar handen weg. De bewaarder heeft pas na vijf minuten alarm gemaakt. Klager vindt de straf onredelijk en disproportioneel. Hij heeft
proportioneel gereageerd op het onterechte handelen van de bewaarder. Klager verwijst naar verklaringen van medegedetineerden die getuige waren van het voorval. Het incident heeft grote gevolgen gehad voor klager. Klager verbleef samen met zijn zoon in
de inrichting. Als gevolg van het incident is klager overgeplaatst naar een andere inrichting, waardoor hij het contact met zijn zoon moest missen. Ook heeft klager door het voorval heel lang in het basisprogramma verbleven. Het voorval zit klager erg
hoog.
Bij nadere reactie van 30 november 2016 is namens klager voorts – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat klager betwist dat hij in de p.i. Arnhem in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) is besproken.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het incident is tot op de bodem uitgezocht. Waarom zou een vrouwelijke bewaarder een gedetineerde zijn cel induwen? Ze had
ook de deur dicht kunnen doen. Een bewaarder mag een gedetineerde niet zomaar duwen en deze vrouwelijke bewaarder zou dat ook nooit doen. De directeur kan niets met de getuigenverklaringen van de medegedetineerden van klager. Na enige tijd in de
inrichting gaan gedetineerden elkaar beschermen. De bewaarder die het schriftelijk verslag heeft opgesteld is een beëdigd ambtenaar. Voorts zit er een discrepantie tussen de verklaringen van de medegedetineerden en klagers eigen verklaring. Uit de
verklaringen van de medegedetineerden volgt dat klager niets zou hebben gedaan, terwijl klager zelf heeft verklaard teruggeduwd te hebben. Voor wat betreft de terugplaatsing in het basisprogramma voert de directeur aan dat hij niet wist dat dit
onderdeel van het beklag ook ter zitting zou worden behandeld. De directeur zal uitzoeken of klager zes weken na de beslissing tot degradatie weer is besproken en beoordeeld in het MDO en de beroepscommissie hierover informeren.
Bij nadere reactie van 18 november 2016 is namens de directeur – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat klager op 24 november 2015 is overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein. Hij is op 16 december 2016 (beroepscommissie: bedoeld zal zijn 2015) besproken
in
het MDO van de p.i. Nieuwegein. Hij bleef in het basisprogramma vanwege een positieve urinecontrole. In februari 2016 is hij wederom in het MDO besproken, maar wederom werd zijn gedrag beoordeeld als rood en oranje.
3. De beoordeling
a.
Uit het schriftelijk verslag volgt – onder meer – dat op het moment dat bewaarder G. de deur van klagers cel opende om een wc-rol aan klager te geven, klager in de deuropening stond en hij haar een slag met zijn vuist in het midden van haar borstkas
gaf. Bewaarder G. schrok en riep: “Wat flik jij mij nou?” en gaf klager een duw zodat er meer afstand tussen beiden kwam. Klager gaf tijdens het fysieke geweld aan dat hij het niet eens was met het feit dat hij op cel moest verblijven.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, gelet op hetgeen is vermeld in het schriftelijk verslag, in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel. De
beroepscommissie
acht niet aannemelijk dat het schriftelijk verslag geen juiste weergave is van hetgeen er is gebeurd. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de overgelegde verklaringen van medegedetineerden niet overeenkomen met klagers eigen
verklaring over het voorval. Het beroep ten aanzien van a. zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
b.
Bij beslissing van 23 november 2015 is beslist tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma.
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie van de beroepscommissie van onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, dient de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij deze belangenafweging dient de
directeur het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit de belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan
wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de
ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van de beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Uit het voorliggende degradatiebesluit van 23 november 2015 komt naar voren dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager vanwege de disciplinaire straf als vermeld onder a. en omdat klager geen invulling gaf aan zijn
re-integratieacitiviteiten. Uit de bijgevoegde informatie van het MDO blijkt echter van voornamelijk ‘groen’ gedrag van klager. Daarnaast wordt door de directeur in de beslissing tot terugplaatsing geen keuze gemaakt tussen ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag.
Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond
worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig om een tegemoetkoming toe te kennen. Ter bepaling van de hoogte daarvan is het volgende van belang. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager vervolgens op 16 december 2015 in het MDO
van
de p.i. Nieuwegein is besproken en dat is beslist klager niet te laten promoveren. Nu tegen die beslissing tot niet promoveren beklag kon worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 15,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 15,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.G. Coumans en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 december 2016
secretaris voorzitter