nummer: 16/2011/GA en 16/2022/GA
betreft: [klager] datum: 15 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Levy, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, en namens de directeur mevrouw [...], juridisch medewerker bij de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
16/2011/GA
a (VU-2015-002439) klager mocht op 21 december 2015 niet bellen met zijn advocaat;
b (VU-2015-002440) klager is op 19 december 2015 geen klachtenformulier verstrekt;
c (VU-2015-002441) klager heeft op 21 december 2015 niet kunnen douchen en heeft zijn tanden niet kunnen poetsen;
d (VU-2015-002442) klager heeft op 21 december 2015 niet kunnen luchten.
16/2022/GA
e (VU-2016-000479) klager mocht op 15 februari 2016 niet bellen met zijn advocaat.
De beklagcommissie heeft het beklag onder a, b, c, en d ongegrond verklaard en heeft klager in het beklag onder e niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het gaat erom dat klagers rechten werden beperkt, omdat hij weigerde een overall te dragen tijdens zijn verblijf in de strafcel. Die overall is vergelijkbaar met de oranje overall die in Guantanamo Bay wordt gedragen. Klager heeft slechte ervaringen
opgedaan in detentie in Marokko en door de overall komen bij hem beelden boven. Hij heeft hierover gesproken met de voormalige inrichtingspsycholoog. Klager heeft allerlei alternatieven aangedragen, eigen kleding, een scheurhemd, maar dat mocht
allemaal
niet. Uiteindelijk is hij in een soort van onderbroek van de p.i. in de cel gezet. Klager is moslim en wil bidden. Dat is niet mogelijk in een onderbroek. Dan schaamt hij zich. Hij heeft ook nog gevraagd om een deken, zodat hij daarvan een soort sarong
kon maken en die om zich heen kon slaan, maar ook dat was niet toegestaan. ́s Avonds krijg je een mat, een kussentje, een deken, een pyjamabroek en hemd, maar die mag je overdag niet houden. Het werd een machtspelletje. Klagers waardigheid is hem
ontnomen. Hij accepteert zijn straf, maar als hij het ergens niet mee eens is, gaat hij in beklag. Op de isoleerafdeling van unit 9, de BPG, bevindt alles zich dichtbij de strafcel, klager schat binnen een straal van vijf meter, zoals de telefoon, de
douche en de luchtkooi. Hij had die afstand ook eventueel wel in de onderbroek willen afleggen, maar hij moest buiten de strafcel de overall aan Klager heeft eerder in de isoleercel in de EBI verbleven en mocht toen zijn eigen kleding aanhouden.
Het niet kunnen bellen met de advocaat moet in de context van die tijd worden gezien. Op 10 december 2015 was de uitspraak in zijn strafzaak geweest. Klager wilde zelf met zijn advocaat bellen en weigerde het aanbod van het personeel om zijn advocaat
voor hem te bellen. De raadsvrouw heeft toentertijd veel terugbelverzoeken gedaan bij de p.i., maar ze werd niet door klager teruggebeld. Toen kreeg ze het verhaal te horen dat hij niet mocht bellen, omdat hij de overall niet aan wilde doen. Ze is toen
maar op bezoek gegaan om klager te spreken te krijgen.
Volgens klager hing er een lelijke sfeer. Toen hij een klachtformulier wilde hebben, ging het personeel moeilijk doen, zijn gedrag spiegelen. Vervolgens kreeg hij wel het klachtformulier, maar geen pen. Dat klachtformulier werd hem pas na twee dagen
gegeven. Dat is niet ten spoedigste. Klager moet ook schorsing van de beslissing van de directeur kunnen vragen. Hij vergeet snel dingen en moet dat meteen kunnen opschrijven. Het is voor hem een probleem twee dagen op een klachtformulier te moeten
wachten.
Uit artikel 28 van de Regeling straf en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen (hierna de Regeling) volgt dat de gedetineerde bij plaatsing in een straf- of afzonderingscel van rijkswege wordt voorzien van kleding. In bijzondere omstandigheden kan
de directeur anders bepalen. De kleding is niet nader bepaald en kan dus ook een scheurhemd of pyjama betreffen. Het is onbegrijpelijk dat dit klager niet is toegestaan. De directeur weet van de psychische problemen van klager, want klager heeft de
directeur meermalen gesproken over het dragen van de overall. De directeur heeft ook navraag bij de medische dienst gedaan. Dat klager PTTS heeft, volgt uit een verklaring van een psycholoog uit 2010.
Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd.
Over het klachtformulier bestond in de beklagprocedure ook al discussie. Het personeel weet dat er een klachtrecht is, alleen hoeft het formulier niet persé op hetzelfde moment te worden gegeven, als er andere werkzaamheden te doen zijn. De juridisch
medewerker gaat van de professionaliteit van het personeel uit. Dat het klachtformulier na 2,5 dag is gegeven, is niet komen vast te staan. Het zal niet meteen zijn gegeven, maar het is niet waarschijnlijk dat het 2,5 dag heeft geduurd.
Wat betreft de feitelijke situatie in de isoleercel. Het gaat erom dat klager zijn cel uit moest en dan moet hij een overall dragen.
Over de psychische problematiek van klager is navraag gedaan bij de inrichtingspsycholoog en die gaf aan dat er geen medische of psychische bezwaren waren voor het dragen van de overall. Het dragen van een overall is beleid van de inrichting en het is
niet aan de gedetineerde anders te bepalen. Klager is alles aangeboden, maar hij heeft er zelf voor gekozen niet mee te werken.
3. De beoordeling
Ten aanzien van b. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing doen. In het derde lid is bepaald dat de directeur zorg draagt
dat een gedetineerde die beklag wenst te doen, daartoe zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager eerst na twee dagen na zijn verzoek een klachtformulier heeft gekregen. Dat
is
niet zo spoedig mogelijk als hiervoor bedoeld. Een gedetineerde moet, zeker als hij in de strafcel verblijft, in staat worden gesteld om tijdig beklag te doen en op grond van artikel 66 van de Pbw een schorsingsverzoek in te dienen. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van na te noemen hoogte.
Ten aanzien van a, c en d. Deze klachten hangen samen met de weigering van klager een overall van de inrichting te dragen gedurende zijn verblijf in de strafcel.
Op grond van artikel 28 van de Regeling wordt de gedetineerde bij plaatsing in straf- of afzonderingscel van rijkswege voorzien van kleding. In bijzondere omstandigheden kan de directeur anders bepalen. Naar het oordeel van de beroepscommissie waren
er,
gelet op de persoonlijke achtergrond van klager (o.a. dat hij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis) en zijn daarop gegronde herhaalde weigering om de overall te dragen, bijzondere omstandigheden aanwezig op grond waarvan een andere beslissing
van de directeur dan die om klager te verplichten om de overall te dragen in de rede had gelegen. Klager heeft reële en eenvoudig te realiseren alternatieven aangedragen, maar deze zijn niet overwogen, althans daarvan is niet gebleken. In elk geval is
niet duidelijk gemaakt, waarom een van die alternatieven in het licht van klagers situatie niet aan de orde kon zijn.
Als gevolg hiervan heeft klager geen gebruik kunnen maken van zijn recht op luchten, persoonlijke verzorging en contact met zijn advocaat. Die beslissing moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van na te noemen hoogte.
Ten aanzien van e. Het feit dat klager op 15 februari 2016 niet mocht bellen met zijn advocaat, betreft een nieuwe beslissing van de directeur waartegen beklag openstaat. Het beroep is derhalve gegrond, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog ontvankelijk worden verklaard. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag zelf beoordelen. Op dezelfde gronden als genoemd onder a, c en d zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren en
klager een tegemoetkoming toekennen van na te noemen hoogte.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van a, b, c en d alsnog gegrond.
Zij verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag onder e en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 37,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J. Bartelds en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 15 december 2016
secretaris voorzitter