Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2174/GA, 13 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2174/GA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 20 juni 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda, huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda (kenmerk 893/02), en tegen een uitspraak d.d. 20 juni 2002 van dealleensprekende beklagrechter bij voornoemd h.v.b (kenmerk 988/02).

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is gehoord klager. De directeur van het h.v.b. De Boschpoort heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie en de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een geldboete van € 21,- wegens het andermaal aantreffen van een Casemakabel in klagers cel (893/02);
b. het openen van geprivilegieerde post (893/02); en
c. de bejegening van klager na het indienen van een verzoek tot overplaatsing
(988/02).

De beklagcommissie heeft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter heeft klager ten aanzien van onderdeel c van het beklag niet-ontvankelijkverklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Klager heeft, toen hij gedetineerd werd, een eigen tv gekocht. Daardoor hoefde hij geen televisiehuur te betalen. Toen klager geplaatst werd in Grave werd er opeens geld van zijn rekening afgeschreven voor het gebruik van Filmnet enCanal+. Bij navraag werd aan klager medegedeeld dat die betalingen verplicht waren. Klager heeft geen belang bij dergelijke aansluitingen en wil de daarvoor verschuldigde huur niet betalen. Vervolgens werd klager via Sittardovergeplaatst naar Breda. In die beide inrichtingen was een en ander niet anders. Klager heeft een eigen televisie en wilde geen Filmnetaansluiting. Klager had een eigen aansluitkabel voor zijn televisie gekocht. Toen klager inBreda kwam was er in zijn cel een kabel van de inrichting aanwezig. Toen hij zijn eigen televisie ontving zat daar ook klagers eigen ontvangstkabel bij. In het begin heeft klager de kabel van de inrichting gebruikt. Hem werd huurvoor de aansluiting in rekening gebracht. Klager was het daar niet mee eens. Toen is de kabel van de inrichting van zijn cel verwijderd. Klagers eigen televisie had een eigen binnenantenne. Omdat hij de tv-aansluiting van deinrichting niet mocht gebruiken heeft klager zijn eigen ontvangstkabel gebruikt om de ontvangst te verbeteren. Dat deed hij door de binnenantenneaansluiting te verbinden met de aarde van de radioaansluiting. Daardoor kreeg klagereen beter tv-beeld. Kennelijk was ook dat niet toegestaan. Inmiddels is ook klagers tv ingenomen en kan hij geen televisie meer kijken. In klagers ogen is de kern van de zaak dat een door de inrichting verplichte bijdrage voorFilmnet of Canal+ onrechtmatig is. Klager blijft er bij dat er geen Casemakabel van zijn cel is gehaald. Een dergelijke kabel bestaat niet. De kabel op klagers cel, een gewone tv-kabel, was van klager. De eerste kabel die isingenomen was van de inrichting. Het verslag over de Casemakabel (van de inrichting) is dan ook niet juist. Klager vindt het verder niet logisch dat hij moet betalen voor de aansluiting van een televisie. Water, gas en licht hoevenimmers ook niet betaald te worden.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag
Aan klager gerichte geprivilegieerde post is door medewerkers van de inrichting geopend. Dat had niet mogen gebeuren. Er wordt overigens nog steeds geprivilegieerde post geopend. Klager kent de exacte procedure met betrekking totdie post niet. Klager wil slechts zijn zorg uit spreken over het feit dat dit steeds weer mis gaat. Door het aanbieden van excuses wordt enige voldoening gegeven. Dat is echter niet voldoende. De medewerkers van de inrichtingennemen immers kennis van de voor hen verboden inhoud. De rechten van de gedetineerde worden hierdoor geschonden. Mogelijk kan de Raad naar de inrichtingen aangeven dat er zorgvuldiger met post als de onderhavige moet worden omgegaan.Klager heeft dit probleem willen signaleren.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag
Klager heeft beklag ingediend over zijn overplaatsing naar Grave. Daarbij is een en ander verkeerd gegaan. Door het Bureau Selectie- en Detentiebegeleiding van Overmaze in Maastricht werd tegen klager gezegd dat het huis vanbewaring in Grave het dichtst bij
's-Hertogenbosch zou liggen. Klager wilde zo dicht mogelijk bij 's-Hertogenbosch zijn om problemen met transport naar de rechtbank voor zijn strafzaak zo veel mogelijk te voorkomen. Achteraf bleek klager dat het huis van bewaring inVught dichterbij was geweest. De klacht daarover is door de beklagcommissie doorgestuurd naar de selectiefunctionaris. Klager wist eerder niet dat hij zich had moeten richten tot de selectiefunctionaris. Klager heeft de secretarisvan de beklagcommissie bedankt voor de medewerking.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.
De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Uit het verslag d.d. 26 april 2002 wordt voldoende aannemelijk dat klager op 20 april 2002 een televisiekabel op zijn cel had terwijl hij wist dan wel had moeten weten dat het hem niet toegestaan was een dergelijke kabel op cel tehebben. Hetgeen door klager omtrent die kabel (al dan niet een kabel van de inrichting of een aan klager toebehorende kabel) en de wijze van gebruik (aansluiting op de aarde van de radioaansluiting) is opgemerkt, maakt zulks nietanders. Dit maakt dat hetgeen in beroep naar voren is gebracht, voor zover een en ander is komen vast te staan, niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep moet daarom in zoverre ongegrondworden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Vast is komen te staan dat (in ieder geval) twee brieven, gericht aan klager en afkomstig van personen genoemd in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, door medewerkers van de inrichting zijn geopend, terwijl zulks niet is toegestaan.Nu dat openen van die brieven is geschied in strijd met een wettelijk voorschrift, had het beklag gegrond moeten worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven.
Nu de betreffende medewerk(st)ers van de inrichting hun excuses hebben aangeboden aan klager voor het openen van de onderhavige brieven, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het vaststellen van een tegemoetkoming.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Klachten met betrekking tot de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden dienen te worden gericht tegen de desbetreffende beslissing van de selectiefunctionaris. De beklagrechter heeft klager terzake van een dergelijke klachtniet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en de klacht doorgezonden aan de selectiefunctionaris ter verdere behandeling. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat de klacht diende te worden doorgezonden naar deselectiefunctionaris met het verzoek die klacht in het kader van de overplaatsingsprocedure mee te nemen. Voor het overige had hij de klacht niet in behandeling moeten nemen. Er was daarom geen reden klager niet-ontvankelijk teverklaren in zijn beklag. Dit maakt dat de beslissing van de beklagrechter voor dat onderdeel (de niet-ontvankelijkverklaring) niet in stand kan blijven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond en bepaalt, dat klager geentegemoetkoming zal worden toegekend.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover inhoudende de niet-ontvankelijkverklaring van klager in beklagonderdeel c en verstaat, dat het beklag is doorgezonden aan de selectiefunctionaris.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven