Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2309/TB, 24 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2309/TB

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.H.T. van Gijssel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 6 juni 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, waren niet op de zitting aanwezig.

Klagers raadsman heeft op 21 september 2016 meegedeeld dat klager vanwege medische redenen niet vervoerd kan worden naar de zitting en verzocht de zitting plaats te laten vinden in FPC Dr. S. van Mesdag, de inrichting waar klager verblijft. Nu het
verplaatsen van de zitting naar FPC Dr. S. van Mesdag niet mogelijk was – zoals op 23 september 2016 aan de raadsman is meegedeeld – heeft de beroepscommissie vorenstaand verzoek van klagers raadsman opgevat als een aanhoudingsverzoek. Op 23 september
2016 is de raadsman, namens de beroepscommissie, verzocht een medische verklaring toe te sturen waaruit kan blijken dat het vervoer van klager naar de zitting medisch gezien onhaalbaar of onwenselijk is. Een dergelijke verklaring is niet op het
secretariaat van de Raad ontvangen. Gelet hierop en nu de beroepscommissie zich voorts op grond van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, heeft zij ter zitting het aanhoudingsverzoek afgewezen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 1 november 2010 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (verder: de Van Mesdag). Op 5 april 2016
is namens klager verzocht om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting. Dit verzoek is bij beslissing van 6 juni 2016 namens de Staatssecretaris afgewezen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft pas op 30 juni 2016 kennis gekregen van de bestreden beslissing. Derhalve kan hij in zijn beroep worden ontvangen. Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing en meent dat
een
overplaatsing zeer wenselijk is, omdat er geen progressie zit in zijn behandeling in de Van Mesdag.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing van 6 juni 2016 is per post toegezonden aan klagers raadsman. Nu het beroep eerst op 5 juli 2016 is ingediend moet klager daarin niet-ontvankelijk
worden verklaard vanwege overschrijding van de beroepstermijn. Mocht klager toch worden ontvangen in zijn beroep, dan wordt verzocht het beroep ongegrond te verklaren. Uit de brief van de Van Mesdag van 2 juni 2016 blijkt namelijk dat er wel progressie
zit in de behandeling van klager. Op 13 juli 2016 is een verlofmachtiging afgegeven voor begeleid verlof onder begeleiding van één medewerker; klager praktiseert thans deze verloven. Ook is voor klager een nieuw stappenplan met behandeldoelen
opgesteld.
Zijn problematiek brengt weliswaar met zich mee dat klager zich soms kortdurend tegen behandeling verzet, maar de behandeling kan altijd weer worden voortgezet. Volgens de Van Mesdag heeft een overplaatsing van klager geen meerwaarde en zou dit zelfs
tot ontregeling van klager en daarmee vertraging van de behandeling kunnen leiden. Overplaatsing wordt op dit moment dan ook contraproductief geacht.

4. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, vierde lid, juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep wenst in te stellen worden ingediend. De
beroepstermijn begint dus pas te lopen op het moment dat de verpleegde kennis heeft gekregen van de bestreden beslissing en niet op het moment dat de advocaat van de verpleegde kennis heeft gekregen van de bestreden beslissing.
Uit de reactie op het beroepschrift namens de Staatssecretaris volgt dat de bestreden beslissing van 6 juni 2016 alleen naar klagers raadsman is verstuurd. Nu de bestreden beslissing niet ook naar klager is gestuurd en onweersproken is gesteld dat
klager eerst op 30 juni 2016 kennis heeft gekregen van de bestreden beslissing, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroepschrift – dat op 5 juli 2016 is ingekomen op het secretariaat van de Raad – tijdig is ingediend. Klager kan derhalve worden
ontvangen in zijn beroep.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de reactie van 2 juni 2016 van de Van Mesdag op het overplaatsingsverzoek komt naar voren dat de behandeling van klager, na een wat moeizaam begin, sinds tweeëneenhalf jaar een voorzichtig positief verloop kent. Dit hangt onder meer samen met een
interne overplaatsing naar een rustiger afdeling en met de medicatie die klager enige tijd na die interne overplaatsing is gaan gebruiken, zo staat in voormelde reactie. Voorts blijkt uit de stukken dat klager en het behandelteam goed op elkaar zijn
ingespeeld en dat vorig jaar een machtiging voor begeleid verlof met tweemansbegeleiding en op 13 juli 2016 een machtiging voor begeleid verlof met eenmansbegeleiding is afgegeven. Voorts is voor klager een nieuw stappenplan met behandeldoelen
opgesteld.

Gezien het vorenstaande acht de beroepscommissie, ondanks de andersluidende bewering van klager, aannemelijk dat er vooruitgang zit in de behandeling van klager. Dat zijn behandeling niet zo voortvarend verloopt als klager wenst is het gevolg van zijn
specifieke problematiek en zijn daaruit voortvloeiende opstelling en gedrag, en het is dan ook de reële verwachting dat dit in een andere inrichting niet anders zal zijn. De Van Mesdag schat zelfs in dat overplaatsing naar een voor klager onbekende
omgeving waar het personeel nog niet vertrouwd is met klager en zijn problematiek eerder een ontregelend effect op klager zal hebben dan een positieve impuls aan zijn behandeling zal geven. Hierbij komt nog dat er in het algemeen enige tijd overheen
gaat voordat na een overplaatsing een nieuwe verlofmachtiging zal worden aangevraagd en afgegeven.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat overplaatsing van klager naar een andere inrichting niet in het belang van (de voortgang van) klagers behandeling is en dat het vanuit behandelinhoudelijk oogpunt bezien wenselijk is om
klagers verblijf in de Van Mesdag te continueren. Nu voorts geen zwaarwegende argumenten zijn aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat klager desondanks naar een andere inrichting overgeplaatst zou moeten worden zal de
beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. F. Boer en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 24 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven