Nummer: 16/3263/GB
Betreft: [Klager] datum: 13 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.W.A. Dekens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van het Detentiecentrum Schiphol afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de
Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft tegen zijn veroordeling in eerste aanleg hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof Amsterdam. De inhoudelijke behandeling is nog niet aangevangen, zodat klager verwacht nog zeer lange tijd in voorlopige
hechtenis te verblijven. Het Detentiecentrum Schiphol, waar klager naartoe wenst te worden overgeplaatst, ligt in de directe nabijheid van het gerechtshof Amsterdam. Dat is praktisch in verband met de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep.
Daarnaast voert klager aan dat de interne verhoudingen tussen hem en een aantal inrichtingsmedewerkers in de p.i. Ter Apel zijn verstoord.
Hierbij komt dat klager uitsluitend bezoek van zijn vriendin ontvangt. Klagers vrienden zijn allen woonachtig in de Randstad en niet in staat klager in Ter Apel te bezoeken. Klagers familie is woonachtig in Frankrijk en derhalve evenmin in staat klager
te bezoeken. Zijn moeder heeft uitgezaaide longkanker en heeft niet lang meer te leven. Zij is thans te ziek om klager te bezoeken. Daarbij komt dat klagers vader recent is overleden en dat klager hem, vanwege zijn detentie, voor zijn overlijden niet
meer heeft kunnen zien. Evenmin heeft hij na zijn overlijden afscheid kunnen nemen. Klager vreest dat met zijn moeder eenzelfde situatie zich zal voordoen. Dat is voor hem onaanvaardbaar.
Voorts merkt klager op dat in het verleden meer strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen vanuit de p.i. Ter Apel zijn overgeplaatst naar een andere inrichting.
Klager tracht medische gegevens ter onderbouwing van de medische situatie van zijn moeder te bemachtigen en verzoekt de beroepscommissie zich te onthouden van een beslissing op het beroep, totdat de stukken zijn overgelegd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op grond van artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling in de p.i. Ter Apel geplaatst, nu hij geen verblijfsrecht in Nederland heeft en in eerste aanleg is veroordeeld. Een overplaatsing naar het Detentiecentrum Schiphol is niet
mogelijk, nu deze inrichting niet over een gevangenisbestemming voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen beschikt.
Voor zover klager stelt dat de interne verhoudingen tussen hem en een aantal inrichtingsmedewerkers in de p.i. Ter Apel zijn verstoord, merkt de selectiefunctionaris op dat hiervan aan de zijde van de directie en het inrichtingspersoneel geen sprake
is.
Met betrekking tot hetgeen klager stelt over strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die vanuit de p.i. Ter Apel naar een andere inrichting zijn overgeplaatst, is niet bekend om welke zaken dit gaat en of in deze zaken sprake is geweest van
bijzondere omstandigheden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting die, ingevolge artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, is
aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager heeft de beroepscommissie verzocht het nazenden van medische gegevens ter onderbouwing van de medische situatie van klagers moeder af te wachten alvorens op het beroep te beslissen. Nu het beroepschrift dateert van 7 oktober 2016 en
thans
nog geen medische stukken zijn nagezonden, zal de beroepscommissie op het beroep beslissen zonder verder op de stukken te wachten.
4.4. Onweersproken is dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, zodat een plaatsing in de p.i. Ter Apel, gelet op het bepaalde in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, in beginsel is aangewezen. Hiervan kan slechts in
bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Het feit dat klager hoger beroep heeft ingesteld tegen zijn veroordeling in eerste aanleg, kan niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt. Ongeacht of klager überhaupt in het Detentiecentrum
Schiphol zou kunnen worden geplaatst, overweegt de beroepscommissie voorts het volgende.
De door klager in beroep aangevoerde bezoekproblematiek kan evenmin als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Nog daargelaten dat de door klager beschreven medische situatie van zijn moeder niet met stukken is onderbouwd, is zij, zo klager
heeft gesteld, te ziek om hem te bezoeken. Voorts heeft klager niet toegelicht dat en hoe zijn familie, die in Frankrijk woonachtig is en van wie hij thans geen bezoek ontvangt, hem in een ander detentiecentrum in Nederland wel zal kunnen bezoeken.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen overigens
door klager in beroep naar voren is gebracht kan, bij gebreke aan een voldoende feitelijke onderbouwing, niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2016.
secretaris voorzitter