nummer: 16/2870/GA
betreft: [klager] datum: 12 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen,
gericht tegen een uitspraak van 12 augustus 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Zwolle, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Bruns, en [...], juridisch medewerker bij de locatie Esserheem, en [...], stagiaire bij voormelde
inrichting, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing klager per 11 april 2016 uit zijn binnendienstbaan bij het onderwijs te zetten.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 50,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De huisregels zijn per 1 maart 2016 gewijzigd. Een binnendienstbaan kan per 1 maart 2016 voor maximaal drie maanden worden uitgeoefend. Deze termijn kan bij goed functioneren eenmaal worden verlengd. Reden van deze wijziging is dat een beperkt aantal
binnendienstbanen beschikbaar is en de directeur meerdere gedetineerden de kans wil geven een binnendienstbaan uit te oefenen. Ook kan het mogelijk risico’s in het kader van de orde en de veiligheid met zich meebrengen indien een gedetineerde lang een
binnendienstbaan uitvoert, omdat een binnendienstbaan bepaalde privileges met zich meebrengt. Klager was sinds augustus 2015 werkzaam op de afdeling onderwijs als onderwijsassistent. Hem is op 6 april 2016 medegedeeld dat hij per 11 april 2016 zal
worden ontslagen uit zijn binnendienstbaan. Klager had volgens de directeur redelijkerwijs kunnen weten dat hij zou worden ontslagen. Klager is conform de huisregels weer op de wachtlijst van het arbeidsbedrijf gezet, afdeling metaal. Er is dan ook
geen
sprake geweest van inkomstenderving. Klagers plek bij het onderwijs is niet opgevuld door een andere gedetineerde, omdat de directeur vond dat één onderwijsassistent voldoende was. De andere onderwijsassistent heeft zijn baan behouden, omdat het de
bedoeling was dat hij op korte termijn zou faseren. Ook had hij specifieke kennis voor de functie. Het is echter anders gelopen dan verwacht aangezien de desbetreffende medegedetineerde nog niet is gefaseerd. Klager is beloofd dat – op het moment dat
de
huidige onderwijsassistent de inrichting verlaat – hij weer een baan als onderwijsassistent krijgt voor drie maanden. De directeur ziet geen verband tussen klagers ontslag uit de binnendienstbaan en zijn studie. Klager heeft binnen de inrichting de
mogelijkheid zijn opleiding te volgen. Klager kan iedere dag bij het onderwijs vertoeven en daar studeren. De directeur verzoekt dit dan ook buiten beschouwing te laten.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur stelt dat het uitgangspunt van de nieuwe regeling is dat andere gedetineerden ook een kans moet worden
geboden een binnendienstbaan uit te oefenen. Klagers plek is na zijn vertrek niet ingevuld. Klager werkte samen met een medegedetineerde bij het onderwijs. De medegedetineerde was eerder begonnen als onderwijsassistent dan klager en doet dit nog
steeds.
Klager begrijpt niet waarom hij moest stoppen bij het onderwijs en de medegedetineerde niet. Voorts waren er twee onderwijsassistenten nodig om overlap te creëren. Als klagers collega nu ziek is, is er geen onderwijsassistent aanwezig. Klager is wel
degelijk inkomsten misgelopen. Bij het onderwijs had hij het naar zijn zin en daardoor werkte hij hele dagen. Hij werkt nu nog maar halve dagen. Als klager bij metaal hele dagen zou werken, zou hij meer kunnen verdienen, maar hij wil geen hele dagen
werken. Bovendien sloot klagers baan bij het onderwijs aan op de studie softwareontwikkeling en databasemanagement die hij volgt. Klager had tijdens zijn werk als onderwijsassistent altijd wel even tijd om iets te doen voor zijn studie. Zijn studie is
door het verlies van zijn baan gestagneerd. Klager is nog wel welkom bij het onderwijs om zijn studie op te pakken, maar het kost nu een hoop meer rompslomp. Klager moet veel praktijkwerk verrichten voor zijn studie. Het was handig dat hij dit tijdens
zijn werk kon doen. Ook is hij hierdoor minder gemotiveerd. Ten slotte voert klager aan dat bij zijn overplaatsing van de locatie Norgerhaven naar de locatie Esserheem aan hem is beloofd dat hij zijn opleiding kon voortzetten. In de selectiebeslissing
van 9 april 2015 is vermeld: “U volgt een opleiding die in de p.i. Esserheem voortgezet kan worden”.
3. De beoordeling
Per 1 maart 2016 is het arbeidsreglement van de locatie Esserheem gewijzigd. In artikel 1 van het arbeidsreglement is – voor zover hier van belang – bepaald dat een baan in de binnendienst maximaal drie maanden duurt en – bij goed functioneren – de
mogelijkheid bestaat dat deze periode wordt verlengd met drie maanden. Volgens de directeur is het doel van de regeling om meerdere gedetineerden een kans te bieden voor een binnendienstbaan in aanmerking te komen. Klager was vanaf augustus 2015
werkzaam in de binnendienst als onderwijsassistent. Per 6 april 2016 is hem medegedeeld dat hij per 11 april 2016 zal worden ontslagen als onderwijsassistent, omdat de termijn voor uitoefening van een dergelijke baan ruimschoots is overschreden.
Vast staat dat het gewijzigde arbeidsreglement – waarin de periode voor uitoefening van een binnendienstbaan wordt beperkt – is ingegaan op 1 maart 2016. Aan het gewijzigde reglement is geen terugwerkende kracht verleend. De beroepscommissie is dan ook
van oordeel dat de termijn van drie maanden per 1 maart 2016 diende in te gaan. Voorts stelt de beroepscommissie vast dat de gewijzigde regeling willekeurig is toegepast nu een medegedetineerde van klager niet uit zijn functie als onderwijsassistent
is
gezet, terwijl de desbetreffende medegedetineerde eerder dan klager is gestart als onderwijsassistent. Daarnaast is gebleken dat klager een bijzonder belang had bij de uitoefening van zijn functie als onderwijsassistent nu de baan aansloot op zijn
studie. Niet gebleken is dat hier bij de beslissing om klager uit zijn baan te zetten, rekening mee is gehouden. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is genomen. Het beroep van de
directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 december 2016
secretaris voorzitter