Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2800/GA, 7 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2800/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W. Syrier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.W. Syrier, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Achterhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, omdat in klagers cel een grote hoeveelheid softdrugs is aangetroffen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
In beklag heeft klager aangevoerd dat hij niets met de drugs te maken had en dat hij niet wist dat er drugs in de radio zat. Pas bij de strafoplegging is klager ermee geconfronteerd dat het om drugs ging, zodat aan zijn verklaring dat hij niets met de
drugs te maken had, geen zelfstandige betekenis toekomt. Uit de opmerkingen in het klaagschrift kan in ieder geval geenszins worden geconcludeerd dat klager wetenschap droeg van de aard van de in de radio aangetroffen substantie.
Volgens klager staat onvoldoende vast dat de substantie in de radio drugs betreft. Via een narcoticatest zou zijn vastgesteld dat het om softdrugs gaat. Klager meent dat het resultaat van de test alsmede de gebruikte testmethode in een verslag had
moeten worden vastgelegd. Ook is klager niet aangeboden een contra-expertise te laten verrichten.
Klager had de radio geleend van een gedetineerde die in de cel onder hem verbleef en die is overgeplaatst. Klager wilde een cd luisteren. Hij had aan het personeel doorgegeven dat hij graag een radio wilde. Het personeel zei dat klager moest vragen of
iemand een radio wilde uitlenen aan hem. De directeur voert nu aan dat lenen niet is toegestaan, terwijl juist door het personeel werd aangegeven dat klager de radio moest lenen.
Ten slotte voert klager aan dat de strafzaak is geseponeerd bij gebrek aan bewijs.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De drugs is gevonden in een op klagers cel aangetroffen radio. Gedetineerden zijn verantwoordelijk voor de zaken die zich in hun verblijfsruimte bevinden. De straf is opgelegd op basis van het vermoeden dat het om drugs ging. Ten einde vast te kunnen
stellen dat de aangetroffen bolletjes drugs bevatten, is gebruik gemaakt van een narcoticatest en een weegschaal van de firma P. Deze test wees uit dat het ging om 100 gram van een cannabisproduct. Een dergelijke hoeveelheid wordt aangemerkt als
handelshoeveelheid. De test is uitgevoerd door de teamleider beveiliging. Hij heeft de uitkomst aan de directeur medegedeeld. De directeur heeft de testresultaten niet vastgelegd in een verslag.

3. De beoordeling
Vooropgesteld zij dat iedere gedetineerde verantwoordelijk is voor de goederen die hij op cel heeft. Aan klager is een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, omdat in een op zijn cel aangetroffen radio 17 bolletjes zijn
aangetroffen.

Door de directeur is aangevoerd dat de 17 bolletjes zijn gewogen en getest en het ruim 100 gram van een cannabisproduct betreft. De beroepscommissie is van oordeel dat van de in de inrichting uitgevoerde narcoticatest een schriftelijk verslag had
moeten
worden opgemaakt. Nu een dergelijk verslag ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de in de radio op klagers cel aangetroffen bolletjes drugs bevatten. Als gevolg hiervan kan de beroepscommissie niet beoordelen of de directeur in redelijkheid heeft
kunnen besluiten de bestreden disciplinaire straf aan klager op te leggen. De beroepscommissie zal daarom het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de
bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven