Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2890/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2890/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2016, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman mevrouw mr. C.E. Hok-A-Hin, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i.
Achterhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van verschillende spullen na overplaatsing van klager van de p.i. Achterhoek naar de p.i. Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het is slordig dat het celontruimingsverslag niet meer is terug te vinden. Een ontruimingsverslag dient volgens de
regels in tweevoud te worden opgemaakt. Een exemplaar moet worden bewaard in de inrichting en een exemplaar dient te worden meegezonden met de spullen. Klager verwijst naar RSJ 23 februari 2016, 15/3546/TA. De beklagcommissie had dan ook meer gewicht
dienen toe te kennen aan het ontbreken van het verslag. Klager heeft ’s morgens op de dag dat hij naar de strafcel werd overgebracht nog spullen (kleding, schoenen, een Gamecube) ingevoerd. Hij heeft de spullen via zijn bezoek (zijn zwager) ingevoerd.
Invoer wordt normaal gesproken genoteerd. De Gamecube heeft hij wel ontvangen in de p.i. Vught, maar de bijbehorende kabels niet. Dat klager de Gamecube in de p.i. Vught na zijn overplaatsing weer heeft ingevoerd, blijkt uit de door hem overgelegde
lijst. De Gamecube was dan ook in klagers bezit, terwijl deze niet op de door de directeur overgelegde lijst is vermeld. Klager heeft een lijst gemaakt met de spullen die hij na zijn overplaatsing mist. Hij mist onder andere ‘Mont Blanc-pennen’ ter
waarde van € 400,=. De pennen hebben momenteel nog een waarde van ongeveer € 250,=. Klagers totale schade is € 500,=. Klager wenst dan ook een schadeloosstelling van € 500,=.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers cel is door het personeel ontruimd. Daarbij zijn drie dozen ingepakt en verstuurd naar de p.i. Vught. Hierbij zat
mogelijk ook het celontruimingsverslag. De directeur betreurt dat het celontruimingsverslag ontbreekt. Op de celinventarislijst staan de spullen vermeld die klager in de p.i. Achterhoek in zijn bezit had. De spullen die klager stelt te missen komen
niet
voor op die lijst en kunnen dus nooit op reguliere wijze zijn ingevoerd. Het kan niet zo zijn dat de spullen op de dag dat klager in de strafcel werd geplaatst zijn ingevoerd, want dit wordt geregistreerd door het bad en er is geen invoer van de
desbetreffende datum bekend. Nu de vermiste spullen volgens de registratie van de inrichting nooit in klagers bezit zijn geweest, kan de directeur daar ook geen verantwoordelijkheid voor nemen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft. Dat risico gaat over op de directeur indien bij een ontruiming als de onderhavige niet wordt
gehandeld overeenkomstig de regels. Vaststaat dat klagers cel buiten zijn afwezigheid is ontruimd en – daargelaten of een celontruimingsverslag is opgemaakt – het celontruimingsverslag niet is overgelegd. Derhalve kan niet worden nagegaan welke spullen
zijn ingepakt, hetgeen voor rekening en risico van de directeur dient te komen. Het ontbreken van een celontruimingsverslag is immers in strijd met het bepaalde in de “richtlijnen m.b.t. door gedetineerden in penitentiaire inrichtingen achtergelaten
voorwerpen” (d.d. 3 februari 1988, kenmerk 021/388). Reeds hierom zal het beroep van klager gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Omdat de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de
vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan wel een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een
gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om – op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Klager stelt dat hij
schade heeft geleden en verzoekt om een schadevergoeding van € 500,=. In dit geval is de omvang van de schade evenwel niet eenvoudig vast te stellen, nu hetgeen door klager is gesteld onvoldoende wordt onderbouwd. De beroepscommissie zal, met
inachtneming van het voorgaande en met inachtneming van de omstandigheid dat klager geen aankoopbonnen heeft overgelegd, de hoogte van de tegemoetkoming naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven