Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3881/GV, 5 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3881/GV

betreft: [Klager] datum: 5 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Michiels, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager voldoet aan de objectieve criteria voor verlofverlening en het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd. Het verzoek is afgewezen vanwege het ernstig vermoeden van drugsgebruik en
gebleken onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken. Klager heeft een aantal keer positief gescoord op cannabinoide. De eerste keer was bij binnenkomst in de inrichting, waarover hij direct openheid heeft betracht. Deze omstandigheid kan de grond
voor afwijzing van het verzoek niet zelfstandig dragen. Ten aanzien van het incident met het urinebuisje loopt een beklagprocedure. Bovendien is aan klager voor voornoemd incident een disciplinaire straf opgelegd en het afwijzen van verlof levert dan
ook een dubbele bestraffing voor hetzelfde feit op. De resultaten van klagers recentere urinecontroles waren negatief. Klager vertoont positief gedrag in de inrichting. Zo is hij afdelingsreiniger en maakt hij deel uit van de Gedetineerdencommissie.
Gelet op het drugsontmoedigingsbeleid (DOB) was een minder verstrekkende beslissing passender geweest, bijvoorbeeld het verlenen van verlof voor een kortere duur of het verbinden van voorwaarden aan het verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft op 24 oktober 2016 een eerste verzoek om algemeen verlof ingediend voor de periode van 9 tot en met 11 december 2016. Uit het advies vrijheden van 15 november 2016
blijkt dat klager op 28 juli 2016, 10 augustus 2016 en 12 september 2016 een positieve urinecontrole heeft afgegeven. De urinecontrole van 1 november 2016 was negatief. Aangezien klager meermalen positief heeft gescoord, is bepaald dat na de negatieve
urinecontrole nog een urinecontrole bij klager afgenomen diende te worden, alvorens de Vrijheden Commissie een positief advies zou uitbrengen ten aanzien van het verlofverzoek. Echter, bij de daaropvolgende urinecontrole van 10 november 2016 heeft
klager een flesje met urine in zijn onderbroek gestopt, waarvoor hem een disciplinaire straf is opgelegd. De Vrijheden Commissie heeft daarop negatief advies uitgebracht, want deze poging tot fraude wordt gelijkgesteld met harddrugsgebruik. De
bestreden
beslissing is niet gebaseerd op het voorval van 26 juli 2016, waarbij tijdens een celcontrole bij klager een stukje hasj is aangetroffen. Het vermoeden van ernstig drugsgebruik als grond voor de bestreden beslissing is gebaseerd op de drie positieve
urinecontroles en het ontbreken van een tweede negatieve urinecontrole.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem, heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege de poging tot fraude bij de urinecontrole van 10 november 2016, hetgeen gelijk wordt gesteld met
harddrugsgebruik.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden, met aftrek, wegens een gekwalificeerd vermogensdelict. Sinds 18 juli 2016 ondergaat klager de gevangenisstraf in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en
tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) in Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 28 augustus 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn
terugkeer in de maatschappij. Aan de andere kant is er het algemeen belang van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het advies vrijheden maakt de beroepscommissie op dat klager bij de urinecontroles van 28 juli 2016, 10 augustus 2016 en 12 september 2016 positief heeft gescoord op het gebruik van cannabinoide. De uitslag van de urinecontrole van 1 november 2016
was negatief. Wegens de daaraan voorafgaande positieve urinecontroles diende klager op 10 november 2016 nog een urinecontrole te ondergaan, om bij een negatieve uitslag toestemming voor verlof te kunnen krijgen van de verlofcommissie. Uit de
onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klager bij de urinecontrole van 10 november 2016 heeft geprobeerd fraude te plegen door een flesje schone urine in zijn onderbroek te stoppen, waarvoor hij toen disciplinair is bestraft. Het plegen
van fraude wordt in het DOB gelijk gesteld aan het gebruik van harddrugs, waarvoor het eerstvolgende verlof kan worden ingetrokken. Ten aanzien van klagers stelling dat tegen de opgelegde disciplinaire straf nog een beklagprocedure loopt, is de
beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris (voorshands) heeft mogen uitgaan van een poging tot fraude bij een urinecontrole, nu de beklagcommissie nog niet op het beklag heeft beslist.
Voorts neemt de beroepscommissie in aanmerking dat conform het DOB het eerstvolgend verlof ook kan worden ingetrokken indien binnen drie maanden tijd drie keer of vaker sprake is van het gebruik van softdrugs. Daarvan is in het onderhavige geval tevens
sprake. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De bestreden beslissing van de Staatssecretaris kan, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 5 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven