nummer: 16/2724/GA
betreft: Klager datum: 5 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om klagers kaart naar zijn moeder te verzenden.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft veel spijt van het levensdelict dat hij heeft gepleegd en is bezig met een verwerkingsproces. Klagers gedrag is in grote mate beïnvloed
door
de wijze waarop zijn moeder met hem is omgegaan in zijn jeugd. In het kader van dit verwerkingsproces heeft klager geprobeerd om onder woorden te brengen hoe hij zich voelt richting zijn moeder. De directeur heeft niet toegelicht waarom er bij het
verzenden van de ansichtkaart sprake zou zijn van een verstoring van de openbare orde. Nu het een gerichte kaart is naar het huisadres van de moeder wordt betwist dat een verstoring van de openbare orde zal plaatsvinden. In het licht van de Europese
rechtspraak met betrekking tot artikel 8 EVRM mag van de directeur worden verwacht dat hij nauwkeurig motiveert waarom zijn ingrijpen noodzakelijk is om de verstoring van de openbare orde te voorkomen. Enkel het feit dat er zwaar taalgebruik wordt
gehanteerd op de kaart geeft nog geen noodzaak om de verzending te weigeren. Pas bij daadwerkelijke bedreigingen met misdrijven is ingrijpen gerechtvaardigd. Klager wenst een tegemoetkoming te ontvangen.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De directeur is op grond van het bepaalde in artikel 36, vierde lid, van de Pbw bevoegd om de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen te weigeren indien dit noodzakelijk is in het belang van de
handhaving van de orde of de veiligheid van de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.
Op de aan de moeder van klager gerichte en geadresseerde kaart zijn naar het oordeel van de beroepscommissie beledigende teksten geschreven. De directeur heeft de verzending van de kaart geweigerd. Blijkens de schriftelijke mededeling van 27 mei 2016
was dit ter bescherming van de openbare orde. In beklag heeft de directeur daaraan toegevoegd dat de verzending is geweigerd ter bescherming van de openbare orde of de nationale veiligheid. Nu de directeur niet heeft onderbouwd hoe de verzending van de
betreffende kaart de openbare orde of de nationale veiligheid zou kunnen verstoren, is de beroepscommissie van oordeel dat de weigering om de kaart te verzenden onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak
van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 5 december 2016.
secretaris voorzitter