Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3045/GA, 12 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3045/GA

betreft: [klager] datum: 12 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 november 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Bruns.
De directeur van de p.i. Middelburg heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Aan de directeur van de p.i. Middelburg is nadere informatie opgevraagd die op 15 en 16 november 2016 is ontvangen. Een afschrift hiervan is naar klager en zijn raadsvrouw gestuurd. Op 23 november 2016 is een reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van toezichtmaatregelen aan klager met betrekking tot bezoek, aanstelling in speciale baantjes en vervoer.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft nog steeds de GVM status. Inmiddels zijn er wel een paar maatregelen af gehaald. Klager ervaart niet veel extra beperkingen binnen, maar hij heeft er toch wel last van. Zo heeft hij maandelijks een celinspectie. Klagers status is verhoogd
met de indicaties liquidatiegevaar en vluchtgevaar. Wat het liquidatiegevaar betreft is in de zeven jaar detentie die klager inmiddels ondergaat, volgens hem binnen nooit iets voorgevallen. Er is geen nieuwe informatie voorhanden. In klagers situatie
is
niets veranderd en toch worden opeens maatregelen opgelegd. Het vluchtgevaar wordt gebaseerd op het doorknippen van de enkelband door klager tijdens zijn penitentiair programma. Hij deed dit omdat zijn verblijfplaats bekend was geworden. Er is nooit
van
vluchtgevaar gebleken vanuit een gesloten inrichting. De noodzaak voor de maatregelen ontbreekt. In dit kader wordt verwezen naar RSJ 2 mei 2014, 14/1438/SGA en RSJ 5 april 2013, 12/4020/GA. De motivering van de beslissing van de directeur is
onvoldoende. Het is niet duidelijk waarom de maatregelen werden opgelegd en waarom het op dat moment gebeurde. Het zijn alle vijf maatregelen die op grond van de circulaire kunnen worden opgelegd. Er is niet gekeken of ze allemaal nodig waren. Klager
is
op 4 april 2016 in de p.i. Middelburg gekomen. Daarvoor verbleef hij vier weken in het ziekenhuis. Het schietincident heeft zich in maart 2016 voorgedaan. Klager heeft niet eerder op de GVM lijst gestaan.

In reactie op de nader ontvangen informatie van de directeur heeft klager nog het volgende aangevoerd. Uit de informatie van het Operationeel Overleg blijkt dat er binnen detentie geen dreigend liquidatiegevaar is. Dit wordt bevestigd in het
selectieadvies. De dreiging zou uitsluitend van buitenaf komen, maar welke dreiging dit precies is, is niet bekend.
Klager gedraagt zich correct. De stelling van het Openbaar Ministerie dat klager zich mogelijk aan zijn detentie zou willen onttrekken, omdat “hij nu een jaartje of drie langer moet zitten”, is niet onderbouwd en speculatief van aard. Gelet op het
vorenstaande is het voor klager onbegrijpelijk dat de directeur op 11 mei 2016 heeft besloten tot oplegging van de toezichtmaatregelen. De directeur heeft geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klagers risicoprofiel is "verhoogd" op grond van vluchtgevaar en liquidatiegevaar. Op grond van de circulaire Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico (13 oktober 2010, kenmerk 5645409/10), bijlage II, kunnen bij plaatsing op de lijst
GVM
met categorie "verhoogd" toezichtmaatregelen worden opgelegd betreffende contacten met de buitenwereld, inspecties, arbeid en andere activiteiten en transport.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager in maart 2016, terwijl hij buiten verbleef, betrokken is geweest bij een schietincident. Klager is hierbij gewond geraakt en opgenomen in het justitieel medisch centrum voor somatische
zorg. Klager is daarna in april 2016 in de p.i. Middelburg geplaatst. Eerder, in september 2015, heeft klager zich onttrokken aan detentie, toen hij met een enkelband buiten verbleef. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien de v.i.-datum van klager
met twee jaar uit te stellen. Gelet op het vorenstaande en het gegeven dat klager nog niet zo lang in de inrichting verbleef, kon de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie op 1 mei 2016 in redelijkheid de toezichtmaatregelen opleggen.
Bovendien heeft de directeur, anders dan klager aanvoert, niet alle op grond van de circulaire mogelijke toezichtmaatregelen opgelegd, zodat blijkt van een eigen belangenafweging door de directeur. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven