Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3290/GB, 8 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3290/GB

Betreft: [klaagster] datum: 8 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 20 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klaagster is, bijgestaan door haar raadsvrouw, op 8 november 2016 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 14 april 2015 gedetineerd. Zij verbleef in FPA Transfore te Almelo. Op 25 augustus 2016 is zij geplaatst in de ISD van de p.i. Zwolle.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klaagster is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klaagster verbleef extramuraal in de FPA en stelt dat zij zonder vooraf gewaarschuwd of aangesproken te zijn plotseling is teruggeplaatst in de p.i. Zwolle. Zij betwist de feiten zoals weergegeven door de inrichting. Zij betwist agressief gedrag
vertoond te hebben. Hierover staat volgens klaagster ook niets in haar dossier vermeld. Ook betwist zij dat ze onvoldoende zou hebben deelgenomen aan het afdelingsprogramma. Het klopt dat zij selectief was in het contact met de leden van het
behandelteam, de sociotherapeuten, maar zij was niet selectief in het contact met haar behandelaren. Sommigen kwamen hun afspraken niet na en klaagster had beter contact met de één dan met de ander. Zij was niet zo selectief dat met haar niet te werken
viel.
Ook klopt het volgens klaagster niet dat zij geen inzage zou hebben gegeven in haar financiën. Voor aanvang van haar ISD-traject verliep alles via de rekening van haar partner. Omdat de FPA inzicht wilde in haar financiën, heeft klaagster speciaal
daarvoor een eigen rekening geopend. De FPA wilde echter dat haar partner ook inzicht gaf in zijn rekening, maar dit weigerde haar partner. Klaagster is niet met hem getrouwd en zij heeft evenmin een samenlevingscontract of iets dergelijks met hem.
Volgens klaagsters kan zij dan ook niets met haar partners rekening en beschikt haar partner bovendien over de e-dentifier. Bovendien stelt klaagster dat haar partner heeft aangegeven dat hij het bij de kliniek zal melden indien klaagster toch iets met
zijn rekening zou doen. Klaagster meent dat de omstandigheid dat haar partner inzage in zijn rekening weigert, haar niet kan worden verweten.
Ook voor wat betreft de systeemtherapie heeft zij oplossingen aangedragen. Zij heeft systeemtherapie bij haar thuis voorgesteld, aangezien haar partner geen geld en vervoer heeft om te reizen. Volgens de kliniek was dit niet mogelijk, terwijl klaagster
op internet las dat systeemtherapie thuis wel mogelijk is. Ook heeft zij systeemtherapie met haar moeder voorgesteld, maar toen werd gezegd dat ze dan teveel therapie zou hebben.
Klaagster is heel erg boos op de kliniek. Zij is veel kwijtgeraakt. Zij verbleef drie dagen per week thuis en kon na de terugplaatsing plots twee maanden haar kinderen niet meer zien. Zij is haar baan en opleiding kwijtgeraakt. Ze zat in traumatherapie
en is daar plotseling uitgerukt. Het is haar nooit duidelijk geworden wat nu precies de reden van de terugplaatsing was. Volgens klaagster is haar nooit kenbaar gemaakt dat een terugplaatsing werd overwogen. Dit wordt ondersteund door de door haar
overgelegde audio-opname. Door de kliniek wordt niets onderbouwd.
Op dit moment verblijft klaagster een dag per week thuis en is zij aangemeld voor ambulante therapie. Zij wil niet meer terug naar de FPA, want het vertrouwen is weg. Het gaat haar alleen nog om het principe. Zij wil een traject zoals thans door de
inrichting voorgesteld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In het kader van de invulling van de extramurale fase van de aan klaagster opgelegde ISD-maatregel was behandeling van klaagster geïndiceerd
en
is zij geplaatst in FPA Transfore. Uit het selectieadvies van 26 augustus 2016 blijkt dat de FPA besloten heeft de behandeling van klaagster stop te zetten, zodat klaagster volgens de selectiefunctionaris niet meer voldoet aan de gestelde bijzondere
voorwaarde. Voor zover klaagster aanvoert dat het niet aan haar te wijten is dat de systeemtherapie geen doorgang meer kon vinden, voert de selectiefunctionaris aan dat dit klaagster ook niet wordt verweten, maar dit niet wegneemt dat geen
mogelijkheden
zijn gecreëerd de systeemtherapie doorgang te laten vinden. Voorts is de inrichting, anders dan klaagster, van mening dat klaagster onvoldoende inzicht in haar financiële situatie heeft verschaft, hetgeen gezien wordt als een criminogene factor. Verder
heeft klaagster volgens de inrichting onvoldoende meegewerkt aan het afdelingsprogramma en was zij selectief in het contact met de leden van het behandelteam. Ook was klaagster regelmatig verbaal agressief en was zij hier niet of nauwelijks op
aanspreekbaar. Dat uit het selectieadvies niet blijkt dat klaagster hiervoor disciplinair is gestraft, neemt volgens de selectiefunctionaris niet weg dat zich dergelijke situaties hebben voorgedaan. De selectiefunctionaris ziet geen reden te twijfelen
aan de juistheid van het advies.

3.3. De directeur van de p.i. Zwolle heeft geadviseerd tot beëindiging van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Tijdens een behandelplanbespreking in de kliniek is besloten om de behandeling stop te zetten omdat klaagster, onder andere,
onvoldoende openheid geeft over haar financiële zaken, hetgeen wordt gezien als een criminogene factor. Ook doet zij onvoldoende mee aan het afdelingsprogramma, is zij selectief in met wie ze contact heeft van het behandelteam en probeert zij hierin te
splitten. Ook is ze regelmatig agressief en is zij hier niet of nauwelijks op aanspreekbaar.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel kan de selectiefunctionaris, indien een gedetineerde niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het ISD-programma in de laatste fase buiten de inrichting, op
grondslag van een advies van de directeur de gedetineerde terugplaatsen in de inrichting.

De beroepscommissie heeft het selectieadvies bestudeerd en constateert dat daaruit naar voren komt dat door de FPA is besloten klaagsters behandeling stop te zetten. Klaagster voldoet derhalve niet langer aan de voorwaarden voor plaatsing buiten de
inrichting in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Hoewel de beroepscommissie ook constateert dat de onderbouwing van het selectieadvies mager is, heeft klaagster verklaard niet terug te willen naar de FPA, omdat het vertrouwen weg
is en zij het door de inrichting voorgestelde vervolgtraject wenst te volgen. Nu zowel door de FPA als door klaagster niet langer een basis voor behandeling wordt gezien, kan de op de genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris
dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 8 december 2016

secretaris voorzitter

Naar boven