Nummer: 02/2361/GB
Betreft: [klager] datum: 30 januari 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.A.Appelman, namens
[...], geboren op [1961], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 oktober 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 26 juli 1996 gedetineerd. Hij verbleef sedert 21 september 2001 in de halfopen inrichting Westlinge te Heerhugowaard. Op 1 juli 2002 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad, waar een regime vanalgehele gemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 15 december 1998. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 maart 2003.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich rechtstreeks tot de selectiefunctionaris gewend met het verzoek tot herselectie voor een penitentiaire open inrichting (p.o.i.). Hij heeft daarbij als motivering aangegeven dat hij de banden met zijn kind enfamilie wil aanhalen en dat hij zich wil richten op mogelijkheden op de arbeidsmarkt met het oog op zijn vrijlating op 21 maart 2003. Afgezien van het voorval met de werkbriefjes heeft klager zich steeds aan afspraken gehouden,hetgeen ook in de rapportage van de gevangenis Lelystad wordt gemeld. Van alle verloven die klager heeft gehad, recentelijk nog in november 2002, is hij op tijd teruggekomen. De afwijzing van het verzoek is voor klager dan ookonbegrijpelijk.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is eind juni 2002 vanuit de beperkt beveiligde gevangenis Westlinge overgeplaatst naar de gesloten gevangenis te Lelystad, omdat hij in Westlinge heeft gefraudeerd met werkbriefjes. De selectiefunctionaris rekent klager hetvoorgaande zeer zwaar aan en daarom bestaat er geen vertrouwen in het welslagen van een verblijf in een p.o.i.. Klager heeft aangetoond de vrijheden in een beperkt beveiligde inrichting niet aan te kunnen. De selectiefunctionarisdoelt hiermee op de mogelijkheden om zicht te houden op het functioneren van klager en niet op de vrijheden die hij in het kader van het tijdelijk verlaten van de inrichting krijgt. Klager heeft immers aangetoond met deze vrijhedenwel om te kunnen gaan. De door en namens klager aangevoerde argumenten voor het verzoek om overplaatsing naar een p.o.i., die onder meer de verlofervaringen van klager en diens functioneren in een gesloten setting betreffen, acht deselectiefunctionaris onvoldoende om tot een andere beslissing te komen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen voor plaatsing in een zeer beperktbeveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die ten minste de helft van de opgelegdevrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan f. 500,= hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken overeen aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij op dat klager zijn verzoek om overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting reeds binnen drie maanden na zijn overplaatsing naar de gevangenis Lelystad heeft gedaan.Bovendien heeft de beroepscommissie bij uitspraak van 13 november 2002, nummer 02/1727/GB, nog geoordeeld dat de ongegrondverklaring van klagers bezwaarschrift, gericht tegen zijn overplaatsing naar de gevangenis Lelystad, nietonredelijk of onbillijk is en de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperktbeveiligingsniveau.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 30 januari 2003
secretaris voorzitter