Nummer: 16/3415/GB
Betreft: [klager] datum: 5 december 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. van Nielen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde (z.b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 25 oktober 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is bij klager, anders dan in de bestreden beslissing wordt vermeld, geen sprake van een hoog gemiddeld recidiverisico bij klager. Er is volgens hem daarom ook geen kans op letselschade. Klager is naast de hem opgelegde gevangenisstraf ook
veroordeeld
tot een lange ontzegging van de rijbevoegdheid. Alleen al daarom is er naar zijn mening geen aanleiding voor de vrees voor recidive. Klager mag immers niet langer deelnemen aan het verkeer. Daarnaast heeft klager, anders dan in de beslissing staat
vermeld, inmiddels zijn hoger beroep ingetrokken en is zijn veroordeling dus onherroepelijk. Klager is inmiddels gestart met een leefstijltraining, welk hij op 1 november 2016 heeft beëindigd. Klager vindt daarom, nu aan de te stellen voorwaarden is
voldaan, dat hij in een z.b.b.i. geplaatst kan worden
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing naar een z.b.b.i. Klager zou allereerst de leefstijltraining moeten afronden. Daarnaast was klagers hoger beroep volgens de directeur nog niet
ingetrokken en scoort klager hooggemiddeld op het risico op recidive terwijl daarbij risico van letselschade aanwezig is. De reclassering adviseert eveneens negatief en stelt voor dat klager een korte leefstijltraining zal volgen en daarnaast ambulante
behandeling aanneemt bij de Brijder. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert eveneens negatief omdat een z.b.b.i.-plaatsing niet conform het vastgestelde reïntegratieplan van klager is. Omdat klager tweemaal een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij hij
is weggereden en omdat hij weinig zelfinzicht in zijn handelen lijkt te hebben, wordt een z.b.b.i.-plaatsing door het OM niet aan de orde geacht. Klager zou eerst een goed verlopen verlof moeten hebben doorlopen. Nu klager is veroordeeld voor twee
ernstige Wegenverkeerswet-delicten, waaraan een delictpatroon valt te herkennen en alcoholgebruik een rol speelde is een leefstijltraining geïndiceerd. Nadien kunnen dan conclusies worden getrokken. Klager zal volgens zijn casemanager op korte termijn
voor verlof en/of detentiefasering worden voorgesteld.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkte beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Klager heeft in eerste instantie verzocht om plaatsing in een penitentiair programma maar dat verzoek later gewijzigd in die zin dat hij thans om plaatsing in een z.b.b.i. heeft verzocht.
4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan een gedetineerde in een z.b.b.i. worden geplaatst als (onder meer) het strafrestant ten hoogste zes maanden
bedraagt. Dat is bij klager nog niet het geval. Alleen al om die reden komt klager, die niet is geplaatst in een zogenaamd ‘stapeltraject’ niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i.
Daarnaast geldt dat er ten aanzien van klager een aantal negatieve adviezen zijn afgegeven. Voor zover die adviezen zien op de omstandigheid dat klager nog niet onherroepelijk zou zijn veroordeeld, geldt dat deze grond niet (langer) bestaat omdat
aannemelijk is dat klager het hoger beroep heeft ingetrokken. Klager heeft voorts kennelijk de leefstijltraining afgerond. Onder die omstandigheden ligt het -gelet op de hiervoor vermelde adviezen- voor de hand dat klager, alvorens hem de verregaande
vrijheden van een verblijf in een z.b.b.i te vergunnen, eerst in de gelegenheid wordt gesteld om tijdens een verlof aan te tonen die vrijheden aan te kunnen. Daarna kan dan worden beslist hem al dan niet – zulks afhankelijk van het verloop van het
verlof – in een z.b.b.i te plaatsen.
4.4. Het vorenstaande bezien in onderling verband en samenhang maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 december 2016.
secretaris voorzitter