nummer: 16/3753/GV
betreft: [klager] datum: 28 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad op 8 november 2016 ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 november 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. F.C. Knoef om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof om onder begeleiding afscheid te nemen van zijn moeder toegewezen en het verzoek in het kader van incidenteel verlof om de
crematie van zijn moeder bij te wonen afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn verzoek tijdig, volledig en correct ingediend op vrijdag 4 november 2016 om circa 09:59 uur. De casemanager heeft hem gevraagd of hij afscheid van zijn moeder wilde nemen en/of naar de
crematie wilde. Klager heeft aangegeven dat hij naar de crematie wilde die op 9 november 2016 om 12:00 uur zou plaatsvinden. Na vrijdagmiddag heeft klager het hele weekend niets meer van de casemanager gehoord. De casemanager heeft het mogelijke moment
van afscheid nemen op zondag van 15:00 uur tot 16:30 uur voorbij laten gaan zonder iets terug te koppelen aan klager. Maandagochtend heeft een p.i.w.-er gezegd dat klager bij het gerechtshof schorsing moest aanvragen. Verzocht is aan de casemanager om
alles te regelen opdat klager de crematie op 9 november 2016 zou kunnen bijwonen. De casemanager heeft gezegd dat ze deed wat ze kon. Klager heeft gezegd dat ze dat niet deed en dat ze het rouwbezoek zondag al verstierd had. Later heeft klager een
p.i.w.-er horen zeggen dat de casemanager zich bedreigd voelde door klager. De casemanager wilde opnieuw een verzoekbriefje. Klager heeft haar een kopie van zijn eerdere verzoekbriefje gegeven. Hij vraagt zich af of dit was om een verzoekbriefje te
ontvangen waarin hij alleen om het bijwonen van de crematie zou verzoeken zodat zijn tijdige verzoek om afscheid te kunnen nemen op zondagmiddag verdonkeremaand zou kunnen worden. Klager wilde naar de crematie op 9 november 2016 zoals hij eerder
mondeling en schriftelijk had verzocht. Op 7 november 2016 ontving hij de beslissing van de selectiefunctionaris op een tijdstip waarop hij niet meer kon overleggen met zijn advocaat. De casemanager heeft niet op tijd en onvolledige en/of onjuiste
informatie verstrekt, waardoor hij geen afscheid heeft kunnen nemen van zijn moeder.
Zijn straf is nog niet onherroepelijk opgelegd. Mede gelet op de in januari 2016 opgedane ervaring bij het overlijden van zijn vader was het passend geweest dat hij de crematie van zijn moeder op 9 november 2016 had mogen bijwonen. De beslissing van de
selectiefunctionaris is hoogst kwetsend en onnodig grievend. Een passende rectificatie en excuses, ook nog in verband met klagers begin januari 2016 overleden vader, zijn op zijn plaats.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft op 7 november 2016 positief geadviseerd ten aanzien van een afscheidsbezoek onder begeleiding van DV&O en negatief geadviseerd ten aanzien van het bijwonen van de crematie
van klagers moeder in verband met confrontatiegevaar en spanningen in de familiesfeer. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd ten aanzien van het nemen van afscheid onder begeleiding in het rouwcentrum en negatief geadviseerd ten
aanzien van het bijwonen van de crematie. Door de inrichting is een rouwkaart en een overlijdensakte overgelegd waaruit blijkt dat klagers moeder op 2 november 2016 is overleden. Uit een e-mail van 3 november 2016 blijkt dat klager geen contact heeft
met zijn familie en dat dit is zoals de familie het wenst. De familie wilde klager wel informeren over het overlijden van zijn moeder door middel van een kaart. Uit het advies van de inrichting van 7 november 2016 blijkt dat de familie geen toestemming
geeft voor het bijwonen van de crematie. Wel geven zij toestemming voor een afscheid. Het bijwonen van de crematie is bovendien uitgesloten nu besloten is om begeleid incidenteel verlof toe te staan. Het selectieadvies en de overige adviezen zijn op 7
november 2016 ontvangen en diezelfde dag is tijdig een beslissing genomen door de selectiefunctionaris.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De verlofcommissie van de p.i. Groot Alphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van incidenteel verlof onder begeleiding om klager afscheid te laten nemen van zijn moeder op 8 november 2016 en negatief geadviseerd ten aanzien van incidenteel verlof
voor het bijwonen van de crematie op 9 november 2016.
Het OM heeft positief geadviseerd ter zake van incidenteel verlof onder begeleiding van DV&O om klager afscheid te laten nemen van zijn moeder in het rouwcentrum zonder publiek/familie erbij en aangegeven niet positief te adviseren ter zake van het
bijwonen van de crematie.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot tbs met verpleging wegens belaging, meermalen gepleegd. Klager heeft hoger beroep tegen de uitspraak aangetekend.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof onder meer worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde. Het tweede lid
bepaalt dat het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium. Ingevolge het derde lid is het bijwonen van de uitvaart uitgesloten indien bewaking is aangewezen. Uit het vierde lid volgt
dat toestemming voor het bijwonen van de uitvaart of het brengen van een rouwbezoek slechts kan worden verleend indien de nabestaanden van de overledene daartegen geen bezwaar hebben.
Uit de stukken en met name het advies vrijheden van de p.i. Groot Alphen volgt dat klagers familie ernstige bezwaren heeft tegen klagers aanwezigheid bij de crematie en condoleren in verband met confrontatiegevaar, mogelijke spanningen in de familie en
dat begeleiding van klager door DV&O bij incidenteel verlof noodzakelijk is. Derhalve wordt niet voldaan aan de eisen als vermeld in artikel 24, derde en vierde lid, van de Regeling voor het bijwonen van de crematie.
Voor zover klagers beroep tevens gericht zou zijn tegen een (vermeende) afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof om onder begeleiding afscheid te nemen van zijn moeder overweegt de beroepscommissie dat klager blijkbaar in de veronderstelling
verkeert dat dit verlof hem op 6 november 2016 tijdens een gemeenschappelijke afscheidsbijeenkomst, waarbij ook familie aanwezig zou zijn, zou dienen te worden toegestaan, terwijl juist uit het advies vrijheden van de inrichting blijkt dat de familie
geen contact wil met klager. Afscheid nemen onder begeleiding van DV&O kon, zoals vermeld in het advies vrijheden, op 8 november 2016 plaatsvinden.
Gelet op het bovenstaande kan/kunnen de beslissing(en) van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 24, derde en vierde lid, van de Regeling, niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 november 2016.
secretaris voorzitter