Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2889/GB, 28 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2889/GB

Betreft: [Klager] datum: 28 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 28 oktober 2016 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan klager en de selectiefunctionaris is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 januari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zoetermeer. Op 4 augustus 2016 is hij in de BPG van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij betwist dat hij tijdens zijn afzonderingsplaatsing bedreigingen heeft geuit jegens het inrichtingspersoneel. Hij meent dat zijn woorden – ‘vergeet mijn gezicht niet’ – niet als een dreigement kunnen worden aangemerkt. De inrichtingsmedewerker
jegens
wie de vermeende bedreiging is geuit, heeft het schriftelijk verslag hiervan niet naar waarheid opgemaakt.
Het vermeende gebruik van fysiek geweld op 21 juli 2016, naar aanleiding waarvan klager in afzondering is geplaatst, heeft evenmin plaatsgevonden. Klager stelt dat de betreffende inrichtingsmedewerker hem een klap op zijn achterhoofd heeft gegeven,
terwijl hij in een telefooncel aan het bellen was met zijn moeder. Daarop heeft klager de inrichtingsmedewerker op zijn beurt een klap gegeven. Volgens klager waren er diverse getuigen van het incident, zowel inrichtingsmedewerkers als
medegedetineerden.
Voorts stelt klager dat zijn moeder slecht ter been is en hem in Vught niet, althans nauwelijks, kan bezoeken. Klager ziet geen reden de toestemmingsverklaring voor de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) te ondertekenen, nu hij in de locatie
Zoetermeer reeds diverse doktersverklaringen heeft overhandigd. Klager heeft zich evenwel alsnog bereid verklaard de betreffende toestemmingsverklaring te ondertekenen.
Ten slotte stelt klager dat hij reeds sinds 22 juli 2016 in de BPG van de p.i. Vught verblijft, terwijl het selectieadvies op 27 juli 2016 is opgemaakt en de selectiebeslissing dateert van 1 augustus 2016.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft van 11 april 2016 tot 4 augustus 2016 in de locatie Zoetermeer verbleven. Hoewel zijn verblijf aldaar aanvankelijk acceptabel was, heeft dit zich steeds meer gekenmerkt door negatieve gedragingen, waarvoor hij is aangesproken of
disciplinair is gestraft. Op 21 juli 2016 heeft klager, blijkens informatie van de locatie Zoetermeer, fysiek geweld gebruikt jegens een inrichtingsmedewerker. Tijdens de afzonderingsplaatsing die hierop volgde, heeft klager bedreigingen tegen het
begeleidende inrichtingspersoneel geuit. De directeur van de locatie Zoeteremeer heeft om klagers overplaatsing verzocht. De vrijhedencommissie van de locatie Zoetermeer heeft hierover positief geadviseerd. Volgens de selectiefunctionaris heeft klager
met zijn gedrag de orde en veiligheid binnen de inrichting in gevaar gebracht, zodat plaatsing in een BPG volgens de selectiefunctionaris noodzakelijk was.
Met betrekking tot de gezondheidstoestand van klagers moeder stelt de selectiefunctionaris dat uit informatie van de locatie Zoetermeer is gebleken dat zij voorafgaand aan het bezoekmoment met klager kan overnachten bij een familielid, hetgeen de
reisafstand vermindert. Klager is een toestemmingsformulier voor het IMA verstrekt. Dat had hij op het moment van het schrijven van dit advies nog niet retour gezonden, zodat de aanvraag niet kon worden opgestart.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft ter zitting verzocht getuigen van het incident van 21 juli 2016 te horen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het
individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen vormen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.4. Klager heeft betoogd dat de inrichtingsmedewerker tegen wie klager op 21 juli 2016 fysiek geweld zou hebben toegepast, dit incident zou hebben geïnitieerd door klager een klap op zijn achterhoofd te geven, terwijl hij in een telefooncel met
zijn
moeder aan het bellen was. De aanleiding tot en het verloop van het incident, zoals door klager beschreven, vindt echter geen steun in de stukken in het dossier. Uit die stukken volgt dat klager een inrichtingsmedewerker een stomp in het gezicht en
tegen de schouder heeft gegeven. De selectiefunctionaris heeft dan ook in redelijkheid kunnen uitgaan van de juistheid van het selectieadvies van de directeur van de locatie Zoetermeer. Gelet op het door klager toegepaste geweld acht de
beroepscommissie
het niet onredelijk dat de selectiefunctionaris het overplaatsingsverzoek van de directeur van de locatie Zoetermeer heeft gehonoreerd en klager – met inachtneming van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
heeft geselecteerd voor de BPG van de p.i. Vught.

4.5. Hetgeen klager heeft aangevoerd over bezoekproblemen, kan thans niet tot een ander oordeel leiden. Zoals kenbaar is gemaakt in de beslissing van de selectiefunctionaris van 11 augustus 2016, had hij hiertoe het toestemmingsformulier voor het
IMA
dienen te ondertekenen en retourneren, zodat de gezondheidssituatie van klagers moeder door een medisch adviseur kan worden beoordeeld. Nu klager dit tot op heden heeft nagelaten, acht de beroepscommissie het niet onredelijk dat de selectiefunctionaris
bij het nemen van de bestreden beslissing geen rekening heeft gehouden met de gezondheidstoestand van klagers moeder, omdat vooralsnog geen beoordeling hiervan heeft kunnen plaatsvinden.

4.6. Alles overziende kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 28 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven