Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3368/JA, 1 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3368/JA

betreft: [klager] datum: 1 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 september 2016 van de beklagcommissie bij de Rijks justitiële jeugdinrichting (R.j.j.i.), locatie De Hunnerberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De directeur heeft op 7 november 2016 schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2016, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, te verschijnen.
Klager en zijn raadsman hebben op 10 november 2016 eveneens schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen. De raadsman heeft het standpunt in beroep schriftelijk aangevuld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de inbeslagname van een
mp3/mp4-speler en een agenda.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens een doorzoeking zijn klagers agenda en mp3/mp4-speler in beslag genomen. Volgens de directie is er onderzoek gedaan naar de agenda en de
mp3/mp4-speler, maar dit is geen mogelijkheid die in de Bjj is opgenomen. De beklagcommissie heeft overwogen dat uit artikel 50, vierde lid, van de Bjj volgt dat de directeur bevoegd is aan de jeugdige toebehorende voorwerpen voor diens rekening te
laten onderzoeken, teneinde vast te stellen of de toelating of het bezit daarvan kan worden toegestaan dan wel verboden is ingevolge het eerste of tweede lid. Uit het verweer van de directeur komt echter naar voren dat het onderzoek naar de agenda
heeft
plaatsgevonden op een andere grond, namelijk onderzoek doen naar de herkomst van de telefoonnummers in de agenda. Bovendien is nooit gesproken over kosten voor klager die aan het onderzoek zouden kleven. Het onderzoek naar de agenda is onrechtmatig. Er
is inbreuk gemaakt op klagers privéleven. Klager heeft geen beslissing ontvangen van de wijze van opslag van de in beslag genomen agenda. Voor wat betreft de mp3/mp4-speler is klager bij de invoer daarvan medegedeeld dat het voorwerp was toegestaan in
de inrichting. De beklagcommissie heeft onvoldoende gemotiveerd dat de mp3/mp4-speler een verboden voorwerp is dan wel een voorwerp waarvan geen toestemming is verleend conform artikel 50, vijfde lid, van de Bjj.

De directeur persisteert bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de agenda overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat bij klager een agenda is aangetroffen met daarin telefoonnummers van personeelsleden. De agenda is in bewaring genomen voor
onderzoek. De beroepscommissie acht het in bewaring nemen van de agenda voor onderzoek naar de telefoonnummers en de gevolgen daarvan voor het personeel in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en acht daarmee een
eventuele inbreuk op klagers privéleven gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing tot in bewaring nemen van de agenda op grond van artikel 50, vierde lid juncto tweede lid, van de Bjj dan ook niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. De wet schrijft niet voor dat van de wijze van het in bewaring nemen een schriftelijke mededeling wordt gedaan. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Anders dan namens klager is aangevoerd, kan niet worden vastgesteld dat de agenda als contrabande in beslag is genomen. Zolang klager daarover geen schriftelijke mededeling van de directeur heeft ontvangen, staat het klager vrij daarover beklag in te
dienen.

Ten aanzien van de mp3/mp4-speler overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft aangevoerd dat hij de mp3/mp4-speler via het bad heeft ingevoerd en dat het voorwerp was toegestaan in de inrichting. De directeur heeft in de beklagprocedure
aangevoerd dat sprake was van een mp3/mp4-speler met ingebouwde camera en opnamemogelijkheden. De beroepscommissie is van oordeel dat de mp3/mp4-speler in deze vorm een voorwerp als bedoeld in artikel 50, eerste en vijfde lid, van de Bjj en paragraaf
4.2 van de huisregels oplevert, waarvan het bezit in de inrichting is verboden. De beslissing tot inbeslagname van de mp3/mp4-speler kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van de mp3/mp4-speler met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 1 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven