Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2629/GA en 16/2632/GA, 11 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2629/GA en 16/2632/GA

betreft: [klager] datum: 11 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M.A.C. de Bruijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 15 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Arnhem.
Klagers raadsman heeft op 10 oktober 2016 schriftelijk bericht dat hij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op 10 oktober 2016 is van klagers raadsman een schriftelijke aanvulling op het beroepschrift ontvangen. Een kopie hiervan is toegezonden aan de directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het opheffen van de arbeidsongeschiktheidsstatus van klager;
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 15 april 2016, wegens werkweigering;
c. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 20 april 2016, wegens werkweigering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat - toegelicht. Het multidisciplinair overleg (MDO) heeft beslist de arbeidsongeschiktheidsstatus van klager op te heffen. Uit RSJ 18 mei 2015,
14/4748/GA, volgt echter dat de bevoegdheid om dergelijke beslissingen te nemen uitsluitend is voorbehouden aan de inrichtingsarts. De directeur heeft van het betreffende MDO geen gespreksverslagen, rapportages of vergaderstukken overgelegd om de
bestreden beslissing enigszins inzichtelijk te maken. Niet gebleken is wie de bij het MDO aanwezige psycholoog betrof. Klagers nieuwe psycholoog was onvoldoende ingelicht om een oordeel te vellen, omdat klager slechts een kort kennismakingsgesprek met
hem/haar heeft gehad.
Klager heeft naast psychische problemen ook een luchtwegafwijking. Zijn ademhalingsklachten nemen toe bij een verblijf in een stoffige ruimte. Klager acht zichzelf dan ook ongeschikt voor het verrichten van werkzaamheden op de stoffige werkzaal.
Verwezen wordt naar RSJ 19 oktober 2015, 15/2024/GA en RSJ 3 november 2015, 15/2665/GM. De directeur heeft zich onvoldoende ingespannen klager passende arbeid aan te bieden.
Gelet op de korte tijdspanne tussen de twee opgelegde disciplinaire straffen en het feit dat de arbeidsgeschiktheid van klager in discussie wordt getrokken, is de duur van de opgelegde straffen onredelijk.

De directeur heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep ter zitting als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klagers arbeids(on)geschiktheidsstatus is besproken in het psycho-medisch overleg (PMO). De directeur
heeft hiervan geen stukken vanwege het medisch beroepsgeheim. Bij het PMO zijn de inrichtingsarts, een verpleegkundige en een psycholoog aanwezig. Volgens de inrichtingsarts was geen sprake van psychische of medische belemmeringen. De beslissing
aangaande de arbeids(on)geschiktheid wordt in het PMO in gezamenlijk overleg genomen. Deze beslissing wordt vervolgens teruggekoppeld aan het MDO. Het MDO neemt deze beslissing over en geeft deze door aan het afdelingshoofd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Naar aanleiding van de toelichting van de directeur ter zitting gaat de beroepscommissie ervan uit dat het PMO, waaraan een inrichtingsarts en een psycholoog deelnemen, heeft beslist klager arbeidsgeschikt te verklaren en dat het MDO aan deze
beslissing
uitvoering heeft gegeven. Tegen voormelde beslissing van het PMO, die geen door of namens de directeur genomen beslissing, maar medisch handelen betreft, staat geen beklag ex artikel 60 van de Pbw open. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak
van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie leidt uit de zich bij de stukken bevindende rapportage van het MDO af dat het PMO klager op of omstreeks 21 maart 2016 arbeidsgeschikt
heeft bevonden. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur klager in redelijkheid een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen toen klager op 14 en 20 april 2016 de aan hem gegeven opdracht te gaan werken heeft geweigerd op te
volgen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie die betrekking heeft op het beklag als vermeld onder a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klacht.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. ongegrond en bevestigt de daarop betrekking hebbende uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 11 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven