Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2013/GA, 24 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2013/GA

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Bij brief van 31 augustus 2016 is de directeur van de locatie Sittard verzocht een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden. De schriftelijke reactie namens de directeur is op 8 september 2016 ingekomen op het secretariaat van de Raad. Deze reactie
is
doorgestuurd naar klager en zijn raadsman en zij zijn in de gelegenheid gesteld hierop schriftelijk te reageren. Klager en zijn raadsman hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de weigering van de directeur om klager in de gelegenheid te stellen telefonisch aangifte te doen bij de politie;
b. de betasting, bedreiging en mishandeling van klager door twee personeelsleden.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. Klager is door twee personeelsleden beledigd, betast, mishandeld en met de dood bedreigd en wilde hiervan telefonisch aangifte doen
bij de politie. Echter, klager is maandenlang niet in de gelegenheid gesteld met de politie te bellen. Vanuit de inrichting is het niet mogelijk om met 0900-nummers te bellen. Klager kon dus, anders dan de directeur beweert, niet met het 0900-nummer
van
de politie bellen. Hij heeft nooit eerder van een ‘witte lijst’ gehoord. Klager mocht evenmin vanuit het kantoor van het personeel met de politie bellen. Klager heeft uiteindelijk zijn vrouw contact laten opnemen met de politie, maar voordat de politie
kon langskomen in de locatie Sittard, is klager overgeplaatst. De directeur heeft er alles aan gedaan om te voorkomen dat klager naar de politie kon bellen en heeft zodoende het strafbare gedrag van zijn personeel willen wegmoffelen. Om zijn verhaal te
onderbouwen wil klager dat zijn vrouw, twee personeelsleden en een aantal medegedetineerden worden gehoord. Klager is bereid de zaak te schikken voor een bedrag van € 2.500,=. Overigens heeft klager inmiddels zijn aangifte gedaan.

Klagers raadsman heeft het beroep voorts als volgt toegelicht. Klager heeft lang aangedrongen bij de directer om aangifte te mogen doen. Aanvankelijk werd klager wijsgemaakt dat hij vanuit de inrichting niet naar 0900-nummers zou kunnen bellen, maar
later bleek, na tussenkomst van een advocaat, dat dit wel mogelijk was. Klager had echter geen beltegoed en was niet in staat zijn beltegoed op te waarderen. De directeur heeft klager vervolgens geen mogelijkheid geboden alsnog telefonisch aangifte te
doen. Dit kan worden aangemerkt als een weigering in de zin van artikel 39, derde lid, Pbw. Door deze weigering is klager geschonden in zijn recht om te telefoneren en om aangifte te doen van een aantasting van zijn lichamelijke integriteit (artikel 11
Grondwet en artikel 8 EVRM). De directeur heeft zich niet aan de regels gehouden.

Namens de directeur is het in beklag ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gedetineerden kunnen in principe niet bellen met 0900-nummers. Er bestaat evenwel een zogenoemde ‘witte lijst’ waarop bepaalde 0900-nummers staan die wel vanuit de
inrichting
gebeld kunnen worden. Het 0900-nummer van de politie staat op deze ‘witte lijst’. Klager kon dus vanuit de inrichting op eigen kosten naar het 0900-nummer van de politie bellen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft de beroepscommissie verzocht verscheidene personen als getuige te horen. De beroepscommissie acht zich evenwel op grond van de stukken
voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst derhalve klagers verzoek af.

In geschil is of klager vanuit de locatie Sittard met het 0900-nummer van de politie kon bellen. Klager heeft gesteld dat dit niet kon. In de reactie van de directeur van
8 september 2016 is daarentegen vermeld dat het 0900-nummer van de politie op de ‘witte lijst’ staat en dus gebeld kan worden. Klagers raadsman heeft in zijn aanvullend beroepschrift van 16 juni 2016 bovendien vermeld dat uiteindelijk is gebleken dat
het toch wel mogelijk was om met 0900-nummers te bellen vanuit de inrichting. Gelet op deze reacties van de directeur en klagers raadsman acht de beroepscommissie, ondanks dat klager anders beweert, aannemelijk dat een gedetineerde vanuit de locatie
Sittard met het 0900-nummer van de politie kan bellen.

Uit het klaagschrift alsmede het aanvullende beroepschrift van 16 juni 2016 maakt de beroepscommissie op dat het eigenlijke probleem was dat klager niet naar de politie heeft kunnen bellen, omdat hij geen beltegoed had en de directeur hem niet op
kosten
van de inrichting heeft laten bellen. In dit kader is van belang dat – zo is de beroepscommissie ambtshalve bekend – het 0900-nummer van de politie een betaald nummer is en dat de politie telefoongesprekken die via (een op) collect-call (gelijkende
dienst) inkomen niet behandelt. Dit betekent dus dat als een gedetineerde geen beltegoed op zijn belkaart heeft staan, hij geen contact met de politie via het 0900-nummer kan opnemen.

Op grond van de stukken acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager het personeel en/of de directeur heeft verzocht om op de kosten van de inrichting te mogen bellen naar de politie en dat dit verzoek niet is ingewilligd. Het niet inwilligen van
dit
verzoek is naar het oordeel van de beroepscommissie aan te merken als een beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid (eventueel in samenhang met het tweede lid), van de Pbw. De beroepscommissie zal derhalve de
uitspraak
van de beklagrechter op dit onderdeel vernietigen en klager alsnog ontvangen in dit beklag.
In artikel 39, eerste lid, tweede volzin, Pbw is bepaald dat de kosten die zijn verbonden aan het voeren van telefoongesprekken met personen buiten de inrichting voor rekening van de gedetineerde komen, tenzij de directeur anders bepaalt. Uit dit
artikel alsmede de jurisprudentie (vgl. RSJ 19 november 2013, 13/2768/GA) volgt dat uitgangspunt is dat het telefoneren op eigen kosten van de gedetineerde geschiedt, tenzij de gedetineerde niet in staat is die kosten te dragen. Dit uitgangspunt geldt
ook voor telefoongesprekken met de politie. In het aanvullend beroepschrift is slechts vermeld dat klager geen beltegoed had en niet in staat was zijn telefoonkaart op te waarderen. In beklag noch in beroep is evenwel met toetsbare gegevens onderbouwd
waarom klager niet in staat zou zijn beltegoed aan te schaffen in de inrichting. Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat het niet inwilligen van klagers verzoek om op kosten van de inrichting de politie te mogen bellen niet in
strijd is met de wet en evenmin onredelijk of onbillijk kan worden geacht. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op dit beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter gegeven op het beklag onder a., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 24 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven