Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2630/GA, 24 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2630/GA

betreft: [klager] datum: 24 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag,

gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en dhr. [...], namens de directie van de locatie Zwaag.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het weghalen van een frituurpan die door Moslims werd gebruikt.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de inrichting zijn geen frituurpannen aanwezig voor gedetineerden met een bepaalde geloofsovertuiging. Op de afdeling is één frituurpan aanwezig
waarvan iedereen gebruik kan maken. De frituurpan moet worden beschouwd als een extraatje. De electravoorziening van de locatie is niet gebouwd op extra frituurpannen, dat geeft capaciteitsproblemen. Als aan gedetineerden met een verschillende
geloofsovertuiging een eigen frituurpan moet worden verstrekt, worden deze veelal gelijktijdig gebruikt, namelijk tijdens de recreatie. Dat zorgt voor een piekbelasting van de electravoorziening.
Een gedetineerde die zich op grond van zijn geloofsovertuiging aan aparte spijswetten dient te houden wordt hiertoe door de inrichting in de gelegenheid gesteld. Zo worden aan gedetineerden met het Moslim geloof desgewenst halalmaaltijden aangeboden;
via de winkellijst kunnen halal voedingsmiddelen worden besteld. Op deze manier is gewaarborgd dat voor iedereen in voldoende mate het juiste voedsel beschikbaar is. Zelf gefrituurde producten zijn een niet-noodzakelijke aanvulling op dit aanbod.
Klager krijgt wat hem toekomt en de inrichting kan in dezen niets verweten worden. Het gelijkheidsbeginsel wordt onderschreven, maar het gaat om een extraatje; niet om de basisvoorzieningen. Er geldt geen recht om te frituren.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er wordt verboden onderscheid gemaakt tussen Moslims en niet-Moslims. Klager kan niet meer frituren als er maar één frituurpan is. De frituurpan op de
afdeling kan klager niet gebruiken vanwege de olie, waarin niet-halal producten zoals varkensvlees worden gefrituurd. Er wordt geen extra olie verstrekt, dus de olie kan niet verwisseld worden. De olie mag niet afgetapt en bewaard worden. De magnetron
op de afdeling wordt niet gebruikt en zou weggehaald kunnen worden, zodat het probleem van overbelasting van het elektriciteitsnet niet meer bestaat. Klager verzoekt om een compensatie.

3. De beoordeling
Klager heeft – onweersproken – gesteld dat één van de twee frituurpannen op de afdeling is weggehaald. De frituurpan die is weggehaald werd gebruikt door klager en andere gedetineerden met het Moslim geloof. De beroepscommissie constateert dat middels
de twee frituurpannen op de afdeling werd voorzien in een grote behoefte, te meer daar het niet is toegestaan olie te bewaren. Nog daargelaten of er sprake is van ongelijke behandeling op grond van godsdienst, is de beroepscommissie van oordeel dat de
noodzaak om de tweede frituurpan weg te halen onvoldoende is onderbouwd. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de gestelde capaciteitsproblemen van het elektriciteitsnet niet op een andere manier konden worden opgelost, bijvoorbeeld door de magnetrons
weg te halen of afspraken te maken over tijdstippen van gebruik. Gelet op vorengaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep van de directeur
ongegrond verklaren. Zij zal de directeur opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden. Zij draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een
termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 24 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven