Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3865/GB, 24 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3865/GB

Betreft: [Klager] datum: 24 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 22 november 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 21 oktober 2016 is klager opgeroepen zich op 22 november 2016 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 14 dagen gevangenisstraf. Op 1 november 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 15 november 2016 ongegrond is
verklaard. Bij beslissing van 21 november 2016 is aan klager uitstel verleend ten behoeve van het door hem ingestelde beroep. Thans is klager op 22 november 2016 opgeroepen zich op 29 november 2016 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van
voornoemde gevangenisstraf.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Nu klager een eenmanszaak in botenonderhoud, reeds lopende arbeidsovereenkomsten en particulier werk heeft, is het voor hem niet mogelijk een zaakwaarnemer te zoeken die dezelfde werkzaamheden kan verrichten als hijzelf. Thans is, vanwege stallings- en
onderhoudswerkzaamheden die moeten worden verricht, de drukste periode van het jaar.
Voor zover de selectiefunctionaris stelt dat klager in de door hem toegestuurde overeenkomsten een andere bedrijfsnaam heeft opgegeven dan zijn eigen, betwist klager dit en stelt hij dat dit op een misverstand berust. Klager heeft zijn eenmanszaak bij
de Kamer van Koophandel ingeschreven als ‘[...]’. Hij heeft een website genaamd ‘[...]’. Iemand anders heeft volgens hem de bedrijfsnaam ‘[...]’ in gebruik. Klager heeft bovendien, nadat de selectiefunctionaris hierom had verzocht, de door hem opgemaakte
offertes toegestuurd. De selectiefunctionaris heeft deze echter niet betrokken bij de totstandkoming van de bestreden beslissing, daar deze op dat moment al was genomen.
Indien klager geen uitstel van zijn melddatum krijgt, zal dit zeer grote gevolgen hebben voor zijn bedrijf, zijn klanten, de financiële gesteldheid van zijn gezin en voor de bedrijven waarmee hij samenwerkt. De laatste maanden van 2016 heeft klager
volgepland met werk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft voldoende aangetoond dat hij met een bedrijfsnaam is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Met betrekking tot de door klager overgelegde stukken stelt de selectiefunctionaris echter het volgende.
In de factuur die als bewijs dient van een overeenkomst met het bedrijf ‘[...]’ zijn geen werkzaamheden benoemd en is evenmin benoemd welke werkzaamheden tegen welke kosten worden verricht. Als ingangsdatum van de overeenkomst staat ‘28-80-2016’ op de
factuur, een datum die niet bestaat. De selectiefunctionaris stelt niet ervan overtuigd te zijn dat de factuur authentiek is.
In de inhuurovereenkomst met het bedrijf ‘[...]’ is geen datum van ondertekening opgenomen, zijn geen kosten of prijzen gespecificeerd en zijn voorts geen arbeidsuren opgenomen. Nu deze overeenkomst niets over de van klager verwachte inzet en arbeid
vermeldt, kan deze niet als bewijs dienen dat afspraken zijn gemaakt over door klager uit te voeren werkzaamheden.
De selectiefunctionaris stelt daarenboven dat de door klager overgelegde stukken, die als bewijs van aanname van orders of het aangaan van verplichtingen met de bedrijven ‘[...]’ en ‘[...]’ dienen, zijn gericht aan ‘[...]’. Dit strookt niet met de door
klager
overgelegde verklaring van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, waaruit volgt dat zijn bedrijf is ingeschreven onder de naam ‘[...]’.
Klager heeft overigens, ondanks verscheidene verzoeken daartoe, geen contracten of overeenkomsten overgelegd die als bewijs kunnen dienen dat sprake is van aangenomen orders. Nu klager niet in staat is voldoende onderliggend bewijs te leveren van
aangenomen orders, heeft de selectiefunctionaris geconstateerd dat hiervan geen sprake is, zodat geen grond bestaat voor het verlenen van uitstel.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Daargelaten of de door klager overgelegde facturen en overeenkomsten authentiek zijn, heeft klager niet geconcretiseerd wanneer de door hem aangegane overeenkomsten eindigen. Voorts heeft klager onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een
zodanig uitzonderlijke omstandigheid dat, mede gelet op de duur van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, uitstel van zijn melddatum noodzakelijk is. Financiële gevolgen zijn op zichzelf onvoldoende om het oordeel te billijken dat de
selectiefunctionaris klager uitstel had moeten verlenen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan reeds hierom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven