nummer: 16/2117/GA
betreft: [klager] datum: 21 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2016 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer, en mw. [...], stagiaire bij voornoemde locatie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op 19 oktober 2016 is een aanvullende reactie ontvangen van de directeur van de locatie Zoetermeer. Daarvan is een afschrift verstuurd naar klager.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoekster gedurende een periode van een maand.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers bezoekster – zijn partner – heeft zich gemeld voor een bezoek zonder toezicht (BZT) met een telefoonoplader in het door haar mee naar
binnen
genomen toilettasje. Zij heeft derhalve getracht om contrabande in te voeren. In de huisregels staat expliciet vermeld welke artikelen naar een BZT meegenomen mogen worden; dat zijn voorbehoedsmiddelen en een haarkam zonder scherpe punt. Het is in de
praktijk toegestaan dat dit wordt meegenomen in een klein formaat toilettasje. De directeur heeft de bezoekster via klager aangesproken op onzorgvuldigheid en niet op opzet. Het is niet aannemelijk dat de bezoekster niet wist dat de telefoonoplader in
haar toilettasje zat. Na bemiddeling door het afdelingshoofd is de duur van de ontzegging teruggebracht naar twee weken, omdat klager anders zijn pasgeboren baby niet kon zien. De oplader is wel degelijk de inrichting binnengebracht, want de portier
heeft de oplader ontdekt bij de controle. Klagers bezoekster had voorafgaand aan de controle de oplader in een kluisje kunnen opbergen of naar haar auto kunnen brengen. Een oplader is een gewenst artikel in een inrichting. Dat er geen telefoon is
aangetroffen in klagers verblijfsruimte doet daar niet aan af. Bij een aanvraag voor BZT wordt op voorhand akkoord gevraagd aan de bezoekster en worden de spelregels bijgevoegd. De directeur gaat er bovendien vanuit dat de gedetineerde de huisregels
kent en de bezoekster op de hoogte brengt van de regels omtrent BZT.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw kan de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaalde persoon weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. In artikel 36,
vierde lid, onder a, van de Pbw wordt vermeld het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
In de huisregels van de locatie Zoetermeer is in artikel 3.8.1 onder het kopje ‘persoonlijk bezoek’ bepaald dat de gedetineerde zijn bezoek van tevoren op de hoogte brengt dat er niets mee naar binnen mag worden genomen. “D.w.z. dat overkleding, eten,
drinken, tassen, telefoons en verder alles dat een gevaar voor de orde en rust in de bezoekzaak is, niet mag worden meegenomen (...)”. Omtrent het BZT is in artikel 3.8.1.4. van de huisregels bepaald: “Desgewenst mag de bezoek(st)er voorbehoedsmiddelen
en
een haarkam meenemen (...)”.
Op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), locatie Zoetermeer, is in het document Bezoek- en toegangsvoorwaarden vermeld dat in de bezoekzaal niets mag worden meegenomen. “Dus ook geen overkleding, eten, drinken, tassen etc.”. Voorts is
vermeld dat bezoekers geen communicatiemiddelen zoals mobiele telefoons, portable computers, elektronische agenda’s en foto- en videoapparatuur in de inrichting mogen meenemen.
De beroepscommissie stelt vast dat er bij een controle, voorafgaand aan het BZT, in het toilettasje van bezoekster een telefoonoplader is aangetroffen en dat de directeur deze bezoekster vervolgens voor de duur van een maand de toegang tot de
inrichting
heeft ontzegd. Naar het oordeel van de beroepscommissie rechtvaardigt het aantreffen van de telefoonoplader de beslissing om die bezoekster de toegang tot de inrichting te ontzeggen. De beroepscommissie acht het gelet op voormelde informatie niet
aannemelijk dat de bezoekster niet op de hoogte was van het feit dat de telefoonoplader niet de inrichting ingebracht mocht worden. Juist nu gelimiteerd is opgesomd wat bij een BZT mag worden meegenomen (voorbehoedsmiddelen en een haarkam) is niet
aannemelijk dat de telefoonoplader zich per abuis nog in haar toilettasje bevond. Dat in de informatie op de website niet met zoveel woorden een telefoonoplader wordt genoemd, doet niet af aan de informatie dat bezoekers niets mee naar binnen mogen
nemen, met uitzondering van de voorwerpen genoemd bij een BZT. Gelet op vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk is. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur
gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 21 november 2016.
secretaris voorzitter