Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2921/GB, 21 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2921/GB

Betreft: [Klager] datum: 21 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 juni 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. gebaseerd op het – volgens de selectiefunctionaris – hoge recidiverisico en het hoge risico op het onttrekken aan voorwaarden. Klager meent dat de
selectiefunctionaris hiermee doelt op de weigeringsgronden van artikel 4, sub b en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

Op 15 december 2016 wordt klager voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Gelet op het (relatief) korte strafrestant dient volgens hem veel waarde te worden gehecht aan het resocialisatiebeginsel van artikel 2, tweede lid, van de Pbw, temeer nu al zijn
verzoeken tot het verkrijgen van vrijheden thans zijn afgewezen. Volgens klager moet worden voorkomen dat hij voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld zonder vrijheden te hebben genoten.

De selectiefunctionaris baseert zijn standpunt dat sprake is van een hoog recidiverisico en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden, op adviezen van de reclassering en het Openbaar Ministerie (OM). Uit de stukken blijkt echter niet dat de
selectiefunctionaris heeft onderzocht of voornoemde risico’s wellicht kunnen worden ondervangen door het stellen van bijzondere voorwaarden. Klager geeft te kennen dat hij bereid is zich aan dergelijke voorwaarden te houden en dat hij geen bezwaar
heeft
tegen toekenning van algemeen verlof voor een kortere duur dan de gebruikelijke 60 uur.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos komt naar voren dat adviezen zijn opgevraagd bij de politie en het OM. Het OM heeft te kennen gegeven bezwaren te hebben tegen een plaatsing van klager in een z.b.b.i., nu klager een
vuurwapen in zijn bezit heeft gehad waarmee een zgn. ripdeal is voorbereid. Nu klager meermaals is veroordeeld voor bedreiging en gewelds- en vermogensdelicten, is het recidiverisico volgens het OM hoog. De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft
volgens de selectiefunctionaris negatief geadviseerd vanwege het gevaar dat klager voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten vormt en vanwege gebleken onbetrouwbaarheid bij het nakomen van afspraken. Uit het
reclasseringsadvies komen verscheidene criminogene factoren naar voren. Voorts zou klager zich in het verleden tweemaal niet aan de voorwaarden van een reclasseringstoezicht hebben gehouden en is sprake van een openstaande strafzaak waarvoor klager
thans is gedagvaard.

Gelet op het voorgaande acht de selectiefunctionaris een plaatsing in een z.b.b.i. op dit moment onverantwoord en geeft de selectiefunctionaris te kennen geen vertrouwen te hebben in een goede afloop hiervan. De weigeringsgronden van artikel 4, sub b
en
d, van de Regeling acht de selectiefunctionaris van toepassing. De selectiefunctionaris meent bovendien dat het stellen van bijzondere voorwaarden onvoldoende is om bovengenoemde risico’s te ondervangen.

De selectiefunctionaris merkt voorts op dat klager op 24 juli 2016 positief heeft gescoord op het gebruik van drugs en op 8 augustus 2016 disciplinair is gestraft voor het in bezit hebben van een mobiele telefoon. Daarmee heeft hij laten zien dat hij
zich niet aan de geldende afspraken binnen de inrichting houdt.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd vanwege een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en vanwege gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van
afspraken. In dit advies zijn de bezwaren van het OM met betrekking tot de ernst van het delict waarvoor klager thans is gedetineerd, evenals zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en grensoverschrijdend gedrag, meegewogen. De reclassering
heeft het recidiverisico, op basis van klagers delictgeschiedenis, het delict waarvoor hij thans is gedetineerd en het uitgevoerde leefgebiedenonderzoek hoog ingeschat. Voorts schat de reclassering het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden hoog
in, nu klager zich in het verleden reeds tweemaal aan de voorwaarden van een reclasseringstoezicht heeft onttrokken. De politie heeft het door klager als verlofadres opgegeven adres in orde bevonden.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De reclassering heeft het recidiverisico van klager en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden hoog ingeschat. Hieraan liggen verscheidene risicofactoren ten grondslag. Klager beschikt niet over startkwalificaties die hem toegang
kunnen verlenen tot de arbeidsmarkt en heeft weinig tot geen werkervaring. Voorts heeft klager geen structurele dagbesteding en laat hij zich gemakkelijk negatief beïnvloeden door personen en omstandigheden. Gelet hierop heeft de selectiefunctionaris
zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een plaatsing van klager in een z.b.b.i. op dit moment onverantwoord is. Daarenboven heeft de selectiefunctionaris het stellen van bijzondere voorwaarden in redelijkheid onvoldoende kunnen achten
om het recidiverisico te ondervangen, temeer nu klager zich in het verleden reeds tweemaal aan de voorwaarden van een reclasseringstoezicht heeft onttrokken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan
derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven