nummer: 16/2474/GA
betreft: Klager datum: 9 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de op 15 april 2016 getroffen schaderegeling die inhoudt dat klager een bedrag van € 211,75 als schadevergoeding voor een vermiste televisie moet betalen;
b. de beslissing dat klager niet over een televisie mag beschikken zolang de schade niet is afbetaald;
c. het niet doorsturen van een klaagschrift van klager naar de beklagcommissie.
De beklagcommissie heeft het beklag onder b. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 25,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen over het beklag onder a. en
c.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In haar uitspraak stelt de beklagcommissie dat klager akkoord is gegaan met de betaalregeling. Dit is niet juist. Klager heeft meermaals geweigerd om de
betaalregeling te ondertekenen. Klager heeft ten onrechte geen televisie op zijn cel gehad voor de duur van 81 dagen. Klager is het dan ook niet eens met de toegekende tegemoetkoming.
De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
a.
De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen over dit het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen deze klacht in eerste en enige aanleg beoordelen.
Ingevolge artikel 51, vierde lid, Pbw heeft de directeur de bevoegdheid terzake van de door een gedetineerde toegebrachte schade met hem een regeling te treffen. Hoewel instemming met de schaderegeling niet is vereist blijkens de Memorie van
Toelichting, is in de huisregels opgenomen dat alleen met toestemming van de gedetineerde de schade kan worden verhaald door middel van het rekening-courantsaldo. De directeur heeft gesteld dat klager akkoord is gegaan met de schaderegeling. Klager
heeft dit herhaaldelijk weersproken en heeft aangegeven dat hij niet wil betalen voor een televisie die hij niet heeft. Gelet hierop en nu zich geen door klager ondertekende overeenkomst bij de stukken bevindt waaruit blijkt dat klager akkoord is
gegaan
met de bestreden schaderegeling, is niet aannemelijk geworden dat klager heeft ingestemd met de schaderegeling. De directeur had derhalve niet eenzijdig mogen overgaan tot verrekening van het schadebedrag van € 211,75 met het saldo van klagers
rekening-courant. Het beklag zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, maar draagt de directeur op tot teruggave aan klager van het bedrag dat reeds van klagers
rekening-courant is afgeboekt.
b.
De beklagcommissie heeft dit beklag gegrond verklaard. Het beroep is slechts gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming. De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
c.
De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen over dit het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen deze klacht in eerste en enige aanleg beoordelen.
In de beklagprocedure heeft de directeur aangevoerd dat alle klachten die ingediend worden via de reguliere procedure in behandeling worden genomen. Bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing van de klacht door klager is niet aannemelijk dat
een
klacht van klager niet is doorgestuurd naar de beklagcommissie. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag onder a. gegrond. Zij draagt de directeur op tot teruggave aan klager van het bedrag dat reeds van klagers rekening-courant is afgeboekt.
De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.
De beroepscommissie verklaart het beklag onder c ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L.S. Rietdijk, secretaris, op 9 november 2016.
secretaris voorzitter