nummer: 16/2445/GA
betreft: [klager] datum: 7 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een op 11 juli 2016 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij de p.i. Vught van 4 juli 2016 - in de uitgewerkte schriftelijke uitspraak is abusievelijk als uitspraakdatum vermeld 25 april 2016, hetgeen door de beroepscommissie als kennelijke type- en/of
schrijffout wordt aangemerkt - gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het een uur te laat uitreiken van klagers medicatie op 15 mei 2016.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager ter zake geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De zorgplicht naar gedetineerden wordt erkend. Er was geen sprake van een levensbedreigende situatie als klager niet exact op tijd zijn medicatie zou krijgen. Prioritering geven aan een calamiteit, die niet voorspelbaar is, doet niet af aan het nakomen
van de zorgplicht.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 42, vierde lid, van de Pbw rust op de directeur een zorgplicht ten aanzien van de verstrekking van de door de inrichtingsarts voorgeschreven medicijnen. Klager heeft methylfenidaat voorgeschreven gekregen voor zijn
ADHD, waarbij het van belang is dat op regelmatige tijden de medicatie wordt verstrekt. De beroepscommissie begrijpt dat de verstrekking voor de periode tussen 07.30 uur en 19.30 uur, telkens met een tussenpose van twee uur, geen problemen oplevert.
Anders ligt dat bij de verstrekking om 22.30 uur.
Klager heeft op 15 mei 2016 de medicatie verstrekt gekregen een uur later dan het voor klager voorgestelde tijdstip van 22.30 uur.
De vraag die thans voorligt is of de directeur door deze te late verstrekking niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. De beroepscommissie overweegt als volgt.
De directeur stelt dat de te late verstrekking van de medicatie het gevolg is geweest van een calamiteit die op LA4 heeft plaatsgevonden. De ronde waarbij de medicatie verstrekt had moeten worden, werd daardoor verlaat ingezet. De directeur voegt daar
in beroep aan toe dat zich geen levensbedreigende situatie bij klager heeft voorgedaan.
Klager heeft tegenover de beklagcommissie verklaard dat als hij zijn medicatie te laat inneemt, hij een rebound (de neiging van het medicijn om al dan niet na het plotseling staken van het gebruik, de terugkeer te veroorzaken van de symptomen die het
bij toediening juist bestrijdt) krijgt.
Nu gesteld, noch gebleken is of, en zo ja in welke mate, de te late verstrekking van de medicatie bij klager een zogenaamde rebound heeft veroorzaakt en derhalve niet vastgesteld kan worden of, en zo ja in welke mate klager nadeel heeft ondervonden van
de te late verstrekking, is de beroepscommissie van oordeel dat niet gesteld kan worden dat de directeur niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur dan ook gegrond verklaren en de beslissing van de
beklagcommissie vernietigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 november 2016.
secretaris voorzitter