nummers: 16/2387/GA, 16/2817/GA, 16/2818/GA, 6/2819/GA, 16/2820/GA, 16/2821/GA
betreft: [klager] datum: 31 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van zes bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen zes uitspraken van respectievelijk 22 juni 2016 en 1 juni 2016, van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond, betreffende:
a. het openen van klagers post van de Raad van Discipline op 12 mei 2016 (16/2387/GA);
b. het niet verstrekken van een winkellijst aan klager op 17 april 2016 (16/2817/GA);
c. het gebruik van het woord contrabande (16/2818/GA);
d. het sluiten van alleen de cellen van Polen c.q. de discriminatie van Polen (16/2819/GA);
e. het oneerlijke straffen, niet degraderen van andere gedetineerden (16/2820/GA) en
f. het discrimineren van klager door personeel (16/2821/GA).
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk in het beklag verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager om de beroepen schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ten aanzien van d:
De uitspraak waarvan beroep is op 3 juni 2016 toegestuurd aan klager en de directeur. Het beroepschrift dateert van 5 juli 2016 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op
11 juli 2016.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden
ingediend. Door klager is niet aangevoerd dat hij de uitspraak laat heeft ontvangen noch heeft hij redenen aangevoerd voor het na een maand na verzending van de uitspraak instellen van het beroep.
Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld en zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
Ten aanzien van b:
Het niet uitreiken/verstrekken van een winkellijst op een bepaalde datum aan klager betreft een beslissing namens de directeur waartegen op grond van het bepaalde in artikel 61, eerste lid, Pbw beklag kan worden ingediend. De beroepscommissie zal de
uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.
Klager stelt zich op het standpunt dat hij geen boodschappenlijst heeft ontvangen en daardoor drie weken niet in staat is geweest boodschappen in de winkel van de inrichting te doen. Toen een medewerker zei dat er geen winkellijsten meer waren en dat
klager zich tot een medegedetineerde moest wenden werd klager, nadat deze medegedetineerde hem naar een andere medegedetineerde verwees, zo boos van het heen en weer rennen van personeel naar een andere gedetineerde, dat hij met een grote klap de deur
van zijn cel dichtsloeg, en zichzelf opsloot op zijn cel. De beroepscommissie begrijpt dat klager verder zelf geen initiatief heeft ondernomen om in het bezit van een winkellijst te komen, nu hij niet heeft aangegeven of en zo ja op welke wijze hij
heeft geprobeerd in het bezit te komen van een winkellijst. Dat klager drie weken lang geen winkellijst heeft kunnen verkrijgen, dan wel verstrekt heeft gekregen, is niet zonder meer aannemelijk.
De directeur stelt in zijn reactie op de klacht dat wanneer op de afdeling geen extra winkellijsten beschikbaar zijn deze door medewerkers vanuit een andere verblijfsafdeling gehaald en aangevuld worden.
De beroepscommissie begrijpt dat het tot de taak van de reinigers behoort winkellijsten te verstrekken. Nu vast staat dat aan klager de eerste winkellijst niet is verstrekt en hijzelf achter de winkellijst heeft moeten aangaan, zal de beroepscommissie
klager alsnog ontvangen, het beklag alsnog gegrond verklaren en klager ter zake een tegemoetkoming van € 5,= toekennen.
Ten aanzien van a, c, e en f:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. De beroepen zullen derhalve ongegrond worden verklaard.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart ten aanzien van d klager niet-ontvankelijk in het beroep, verklaart het beroep ten aanzien van b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, ontvangt klager in het beklag en verklaart het beklag
gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 5,=.
Zij verklaart de beroepen ten aanzien van a, c, e en f ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 31 oktober 2016.
secretaris voorzitter