Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3593/STA, 26 oktober 2016, schorsing
Uitspraakdatum:26-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3593/STA

Betreft : [verzoeker] datum: 26 oktober 2016

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.T. Willemsen, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende op de longstayafdeling van de Pompestichting te Vught, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van 18 oktober 2016 van het hoofd van de inrichting, inhoudende hem
intern
over te plaatsen naar de longstayafdeling van de Pompestichting te Nijmegen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 21 oktober 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 25 oktober 2016.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. De beslissing verzoeker over te plaatsen heeft directe en grote consequenties voor verzoeker, omdat de beslissing er niet toe bijdraagt dat hij bij zijn partner met wie hij op 7 december 2015 is gehuwd
en die op de longstayafdeling van de locatie van de Pompestichting te Zeeland verblijft, kan verblijven. Dit is in strijd met artikel 8 van het EVRM.
De longstayafdeling in Vught zal voor 31 december 2016 worden gesloten. De sluiting is ingegeven door een advies van de RSJ van 26 november 2015. Acht personen worden overgeplaatst naar de locatie te Zeeland, acht personen naar de locatie te Nijmegen.
Verzoeker en zijn partner De B. verbleven eerst samen in Vught. Na de overplaatsing van De B. naar de longstayafdeling in Zeeland, is het contact tussen verzoeker en De B. ernstig beperkt, onder meer omdat de bezoeken in het kader van een begeleid
verlof plaats dienden te vinden en omdat zij zelf de kosten van het bezoek moesten betalen. Na hun huwelijk hebben verzoeker en De B. elkaar niet meer kunnen zien. De relatie is alleen betekenisvol als beiden omgang met elkaar kunnen hebben. Verzoeker
had goede hoop dat, op het moment dat de locatie te Vught zou sluiten, hij overgeplaatst zou worden naar de locatie te Zeeland, waar zijn partner De B. nog altijd verblijft. In plaats daarvan wordt hun samenzijn wederom beknot en ingeperkt. Daarmee
wordt volledig voorbij gegaan aan de belangen van verzoeker en zijn partner. De eisen die worden gesteld, zijn onredelijk en verhouden zich niet goed met de aard van hun affectieve relatie. Er wordt onvoldoende gekeken naar de mogelijkheden om de
omgang
te realiseren. De Pompestichting stelt slechts dat verzoeker en De B. zich niet begeleidbaar opstellen en dat er van een omgang dus geen sprake kan zijn. Volgens verzoeker handelt de inrichting daarmee onrechtmatig. Op grond van artikel 8 van het EVRM
heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privé-, familie- en gezinsleven, zijn woning en correspondentie. Buiten de gevallen genoemd in het tweede lid van artikel 8 EVRM mag hierop geen inbreuk worden gemaakt. Tevens gelden er positieve
verplichtingen, waarbij de overheid maatregelen moet nemen om het recht van verzoeker op ‘family life’ te waarborgen. Verzoeker verwijst naar enkele uitspraken van het EHRM, onder andere het arrest Hirst tegen het Verenigd Koninkrijk, het arrest
Dickson
tegen het Verenigd Koninkrijk, het arrest Poltoratskiy tegen Oekraïne, het arrest Vintman tegen Oekraïne en het arrest Jaremowicz tegen Polen. Uit deze jurisprudentie van het EHRM volgt dat de overplaatsing van verzoeker naar de locatie in Nijmegen een
schending oplevert van artikel 8 EVRM.
Verzoeker en zijn partner hebben thans geen verlofkader. De regelgeving staat verlof alleen toe voor resocialiserende verpleegden. Voor verpleegden op de longstayafdeling is enkel incidenteel verlof mogelijk. Hiervoor moet telkens een machtiging van
het
ministerie worden aangevraagd die vooraf moet worden gegaan door een multidisciplinair overleg binnen de inrichting. De huisregels bieden onvoldoende ruimte voor structureel verlof voor apart geplaatste verpleegden. Een regelgevend kader ontbreekt
derhalve. De belemmeringen kunnen alleen ondervangen worden indien verzoeker in dezelfde kliniek als zijn partner verblijft.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Verzoeker verblijft momenteel op een afdeling die is gespecialiseerd in de opvang van bewoners met een sterke persoonlijkheidsstoornis, die verminderd groepsgeschikt zijn
en niet in een reguliere tbs-kliniek geplaatst kunnen worden. Er is sprake van een apart therapeutisch milieu, met een hogere mate van externe structuur dan op een reguliere afdeling. De locatie in Vught wordt binnenkort gesloten. Als gevolg hiervan
moeten alle bewoners intern worden overgeplaatst naar de nieuw in te richten locatie in Nijmegen of de locatie in Zeeland. Verzoeker heeft in het verleden op verschillende locaties met een regulier tbs klimaat verbleven. Dit heeft herhaaldelijk tot
verstoringen van de orde en veiligheid binnen deze inrichtingen geleid. Telkens is gebleken dat de locatie Vught de enige plek is waar verzoeker voldoende begeleiding kon worden geboden. De plaatsingen op andere locaties zijn beëindigd omdat de
psychische stabiliteit van de overige bewoners onvoldoende bestand was tegen de druk die verzoeker voor zijn omgeving opleverde. Binnen de locatie te Vught is verzoeker goed ingebed in de bewonersgroep en past hij daar ook qua pathologie het beste bij.
De bewoners in de locatie te Zeeland zijn patiënten met een behoorlijke mate van psychische kwetsbaarheid. De inrichting onderkent het belang van verzoeker zijn huwelijk zinvol invulling te geven. Sinds de overplaatsing van De B. naar de locatie in
Zeeland is er een discussie over de voorwaarden waaronder bezoek mogelijk is. Verzoeker kan zich niet verenigen met de behandelinhoudelijke voorwaarden die worden gesteld. Recentelijk heeft hierover overleg plaatsgevonden. De inrichting herkent zich
niet in de suggestie dat de inrichting niets zou ondernemen om de relatie te faciliteren.
Het belang van ‘family life’ is niet zo zwaarwegend dat de andere belangen die hier in het geding zijn daarvoor moeten wijken. De inbreuken die het stelsel van de tbs oplevert, zijn gerechtvaardigd. De locatie waar een verpleegde zich bevindt, doet in
beginsel niet ter zake. De verpleegde heeft geen recht intern te worden overgeplaatst naar de door hem gewenste locatie. Door de overplaatsing gaat verzoeker er in termen van reistijd en reiskosten op vooruit. Dat de huidige verlofregeling onvoldoende
perspectief biedt staat hier los van en ligt buiten de invloedsfeer van de inrichting. Ook de stelling van verzoeker dat de inrichting bij wijze van positieve verplichting verzoeker moet onderbrengen in de locatie te Zeeland, wordt niet gevolgd. Het
belang van het bieden van een adequate begeleiding aan verzoeker en het voorkomen van wanordelijkheden op de locatie Zeeland dient te prevaleren. De plaatsing van verzoeker in de locatie te Nijmegen is noodzakelijk als bedoeld in het tweede lid van
artikel 8 EVRM. Er is geen sprake van een actueel en spoedeisend belang, nu verzoeker en zijn partner al geruime tijd op verschillende locaties verblijven.

2. De beoordeling
Verzoeker verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging van zijn overplaatsing van de longstayvoorziening van de Pompestichting in Vught naar de longstayvoorziening van de Pompestichting in Nijmegen. In beginsel staat geen beklag open tegen
beslissingen van het hoofd van de inrichting tot interne overplaatsingen van verpleegden van de ene naar de andere afdeling. Verzoeker stelt echter dat de beslissing in strijd is met zijn recht op ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM. Volgens
verzoeker wordt door de overplaatsing zijn recht op omgang met zijn echtgenoot die tevens ter beschikking is gesteld, geschonden. Op grond van artikel 56, eerste lid, onder e van de Bvt staat hiertegen beklag open. Verzoeker kan derhalve worden
ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot overplaatsing zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Voor de beantwoording van deze vraag
overweegt de voorzitter het volgende:
- Vaststaat dat de longstayvoorziening van de Pompestichting in Vught nog dit jaar zal sluiten, een overplaatsing naar een andere longstayafdeling van de Pompestichting is dan aangewezen.
- Verzoeker en zijn echtgenoot verblijven al enkele jaren niet in elkaars nabijheid; verzoeker verblijft in de locatie te Vught en zijn echtgenoot in de locatie te Zeeland. Voor de omgang met elkaar zijn zij dus afhankelijk van een bezoekregeling. De
voorzitter begrijpt uit de stukken dat het hoofd van de inrichting een dergelijk bezoek wil faciliteren, maar dat hieraan voorwaarden zijn verbonden waarover verzoeker en de inrichting het deels niet eens zijn.
- Aan het recht op ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM, kunnen op de gronden genoemd in het tweede lid van dit artikel beperkingen worden gesteld. In het licht van de op de overheid rustende positieve en negatieve verplichtingen die aan
artikel
8 EVRM kunnen worden ontleend, zal het hoofd van de inrichting naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een zorgvuldige afweging (‘fair balance’) van de relevante rechten en belangen moeten maken. Het gaat hierbij om de individuele belangen van
verzoeker om omgang met zijn echtgenoot te hebben en de aan het algemeen belang ontleende gronden.
- Verzoeker verblijft op een afdeling die is gespecialiseerd in de opvang van bewoners met een ernstige persoonlijkheidsstoornis en die verminderd groepsgeschikt zijn. Verzoeker is eerder ter observatie overgeplaatst naar andere reguliere afdelingen,
doch dit leidde volgens het hoofd van de inrichting tot incidenten. De echtgenoot van verzoeker verblijft op een afdeling met patiënten met een behoorlijke mate van psychische kwetsbaarheid. Het hoofd van de inrichting vreest dat een plaatsing van
verzoeker in de locatie te Zeeland tot verstoringen van de orde en de veiligheid zal leiden.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft het hoofd van de inrichting een zorgvuldige afweging gemaakt bij zijn keuze verzoeker over te plaatsen naar de longstayvoorziening te Nijmegen. Het hoofd van de inrichting heeft daarbij in redelijkheid
meer belang kunnen hechten aan zorginhoudelijk aspecten en verzoekers pathologie boven verzoekers belang bij zijn echtgenoot geplaatst te worden. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat door de overplaatsing naar de locatie in Nijmegen verzoeker
niet in een slechtere positie komt dan thans het geval is. De omstandigheid dat geen overeenstemming bestaat over de voorwaarden voor een bezoekregeling, althans zo begrijpt de beroepscommissie uit de stukken, maakt het vorenstaande niet anders.
Onderhavig verzoek ziet enkel op de interne overplaatsing van verzoeker. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 26 oktober 2016

secretaris voorzitter

Naar boven