nummer: 16/3352/GV
betreft: [klager] datum: 25 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 september 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Anders dan namens de Staatssecretaris is aangevoerd, is de afwijzing van de verlofaanvraag maatschappelijk onaanvaardbaar. Klager erkent dat het eerdere penitentiair programma (p.p.) niet goed is
verlopen. Klager dient echter wel in de gelegenheid gesteld te worden te resocialiseren. Blijkens het vrijhedenadvies van de inrichting is bij klager geen sprake van een beheersrisico, gebruikt hij geen hard- of softdrugs, handelt hij daar ook niet in
en is ook geen sprake van agressie jegens personeel of medegedetineerden. Hij komt de gemaakte afspraken na en doet mee aan de arbeid. Klager laat daarmee zien de draad weer goed te hebben opgepakt. Bij de bestreden beslissing is geen rekening met
klagers toekomst gehouden. Hij moet tijdens zijn detentie (onder meer) huisvesting regelen voor na detentie. Dat is niet binnen de inrichting mogelijk. Daarvoor is verlof nodig. Daarnaast kan de inrichting, indien klager blijk geeft van goed gedrag
tijdens dat verlof, voor hem een resocialisatietraject opstarten. Dat is nodig, omdat moet worden voorkomen dat hij uit detentie geraakt zonder dat een aanvang is gemaakt met die resocialisatie. Het verlenen van één of twee dagen verlof, met of zonder
strikte voorwaarden, zou daarvoor een goed begin zijn.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het vrijhedenadvies van de p.i. Veenhuizen van 28 september 2016 komt naar voren dat klager zich op 20 november 2015 heeft onttrokken aan zijn p.p. Zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is vervolgens uitgesteld met 180 dagen en zijn einddatum van
detentie is thans 3 maart 2017. De inrichting heeft overigens positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van verlof. De Advocaat-Generaal (A-G) heeft negatief geadviseerd. Hij heeft gewezen op het incident bij de Stichting Exodus waarbij klager
betrokken is geweest. Hieruit blijkt volgens de A-G dat klager zich niet weet te beheersen, waarvoor hij de consequenties dient te dragen. Gelet op de onttrekking van klager aan zijn p.p. en de naar aanleiding daarvan uitgestelde v.i., acht de
Staatssecretaris het verlenen van verlof thans niet aan de orde. Klager heeft eerder aangetoond zich niet aan gemaakte afspraken te houden en is daarmee onbetrouwbaar gebleken. Gelet daarop zijn de gronden van artikel 4, aanhef en onder a en d van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) hier van toepassing. Erkend wordt dat klager belang heeft bij resocialisatiemogelijkheden, maar hij kan nog twee verzoeken om algemeen verlof indienen. Ook de resterende detentietijd
is
lang genoeg om een resocialisatietraject in te zetten.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen heeft positief geadviseerd op de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft in zijn advies van 13 juni 2016 te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen eventueel verlof. Er is sprake van uitstel van de v.i. naar aanleiding van een incident bij de stichting Exodus.
Kennelijk weet klager zich niet te beheersen. Hiervoor dient hij de consequenties te dragen.
De politie Amsterdam heeft te kennen gegeven geen bezwaren tegen het door klager opgegeven verlofadres te hebben.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 11 jaar en zes maanden met aftrek, wegens – kortweg – brandstichting en doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt, sinds de v.i.-datum bij rechterlijke uitspraak zes maanden is uitgesteld, thans
op
of omstreeks 3 maart 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.
Niet is weersproken dat klager zich – tijdens zijn deelname aan een p.p. – heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van het p.p., nadat zich een incident heeft voorgedaan. Om die reden is de voorwaardelijke invrijheidstelling met zes maanden
uitgesteld. Het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een p.p. weegt zwaar. Dat geldt ook voor eventuele incidenten die klager veroorzaakt tijdens een dergelijk p.p. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris in redelijkheid oordelen dat
onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van verlof bestaat. De omstandigheid dat klager zich in de gesloten inrichting zodanig gedraagt dat dit een positief inrichtingsadvies tot gevolg heeft, doet daaraan niet af. De beroepscommissie is van oordeel
dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging
van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 oktober 2016.
secretaris voorzitter