Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1248/GA, 25 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1248/GA

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Torentijd te Middelburg

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2016, gehouden in de p.i. Vught, is klagers raadsman, mr. J.W.E. Luiten, gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting
verschenen.
De directeur van de p.i. Torentijd heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel d.d. 8 januari 2016 tot intrekking/beperking van het verlof voor de duur van drie dagen;
b. de beslissing d.d. 11 januari 2016 tot verlenging van de ordemaatregel tot intrekking/beperking van het verlof en uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van vier dagen;
c. de beslissing d.d. 15 januari 2016 tot verlenging van de ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten voor de duur van veertien dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel c van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afname van de urine heeft niet plaatsgevonden conform de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichting (hierna: de Regeling), doordat geen sprake
was van direct visueel toezicht als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Regeling. De p.i.w.-er zat te wachten in een kantoortje in een aangrenzende ruimte. Uit het door klager ondertekende formulier blijkt niet dat er sprake was van dergelijk
toezicht. Klager verwijst naar enkele uitspraken van de beroepscommissie waaruit volgt dat de wijze waarop de urinecontrole heeft plaatsgevonden van wezenlijk belang is voor de rechtmatigheid en bruikbaarheid van de resultaten van het urineonderzoek.
Een stelsel van strikte waarborgen is nodig voor de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Nu de betrouwbaarheid niet kan worden vastgesteld, kunnen aan de resultaten van het urineonderzoek geen penitentiair-rechtelijke gevolgen worden verbonden.
Klager heeft de gronden van het beklag tegen de verlengingsbeslissing van 15 januari 2016 ter zitting aangevuld en daarbij verwezen naar de gronden van de andere klachten. Het beklag is daarom wel met redenen omkleed. Het belang dat klager heeft bij
direct visueel toezicht is dat dan kan worden gecontroleerd dat het klagers urine is.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat niet gebleken is dat tijdens het urineonderzoek
andere
personen aanwezig waren, waardoor verwarring zou kunnen ontstaan over de herkomst van de door klager ingeleverde urine. Voor zover moet worden aangenomen dat de urinecontrole niet onder direct visueel toezicht heeft plaatsgevonden, is klager hierdoor
niet in enig belang geschaad. Het bedoelde voorschrift beoogt te voorkomen dat gedetineerden met de urineafname frauderen en klager stelt nu juist dat hij niet heeft gefraudeerd. Nu verder aan de overige voorwaarden is voldaan, zal het beroep ongegrond
worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder a stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan. In de schriftelijke mededeling van
de
beslissing van 11 januari 2016 tot verlenging van de afzonderingsmaatregel wordt vermeld dat klager niet is gehoord omdat het gaat om een verlenging van de maatregel. In het licht van het vorenstaande is dit onjuist. Het beroep zal daarom om formele
redenen gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan
klager,
aangezien inhoudelijk er voldoende redenen waren tot verlenging van de ordemaatregelen te beslissen. De beroepscommissie merkt nog op dat de directeur in redelijkheid in zijn beslissing heeft kunnen meewegen dat uitsluiting van activiteiten
noodzakelijk
is ter voorkoming van onttrekking aan de detentie, aangezien volgens de directeur een herselectie naar een gesloten inrichting in het verschiet kan liggen zodra de uitslag van het urineonderzoek definitief is komen vast te staan.

c.
Gelet op de mededeling van klagers raadsman ter zitting van de beroepscommissie dat hij de gronden van het beklag ter zitting van de beklagcommissie heeft aangevuld, acht de beroepscommissie aannemelijk dat het beklag tegen de beslissing van 15 januari
2016 met redenen is omkleed. Overigens kunnen ook in beroep de gronden van het beklag nog worden aangevuld. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beklag. Op dezelfde gronden als hiervoor onder a overwogen is de beroepscommissie echter van
oordeel dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. Ook hierbij weegt mee dat de afzondering dient ter voorkoming van onttrekking.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft beklagonderdeel c, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 25 oktober 2016

secretaris voorzitter

Naar boven