Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3475/GB, 24 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3475/GB

Betreft: [klager] datum: 24 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 oktober 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 17 oktober 2016 te melden in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 25 april 2016 is klager opgeroepen zich op 3 juni 2016 te melden in de locatie Zuid van de p.i. Arnhem voor het ondergaan van een vrijheidsbenemende maatregel van 43 dagen. Op 1 mei 2016 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend, naar
aanleiding waarvan aan klager bij beslissing van 26 mei 2016 uitstel is verleend tot 17 oktober 2016. Op 26 september 2016 is namens klager een bezwaarschrift ingediend tegen de nieuwe oproeping voor 17 oktober 2016. De selectiefunctionaris heeft dat
bezwaarschrift op 11 oktober 2016 ongegrond verklaard. Op 13 oktober 2016 heeft klager aan de voorzitter om schorsing van de oproepingsbeslissing voor 17 oktober 2016 verzocht. Naar aanleiding daarvan is door de selectiefunctionaris aan klager uitstel
verleend tot 31 oktober 2016. Het schorsingsverzoek (met kenmerk 16/3474/SGA) is op 14 oktober 2016 afgewezen in verband met het ontbreken van een spoedeisend belang.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing. Klager stelt zich primair op het standpunt dat zijn email van 26 september 2016 niet had mogen worden aangemerkt als bezwaar tegen de
beslissing van 26 mei 2016. Die email van 26 september had moeten worden aangemerkt als nieuw verzoek om uitstel van de datum waarop hij zich diende te melden. Primair geldt daarom dat de beslissing van 11 oktober 2016 moet worden vernietigd en dat de
selectiefunctionaris een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek om uitstel.
Subsidiair is klager van mening dat in de bestreden beslissing ten onrechte wordt overwogen dat geen nieuwe omstandigheden worden aangevoerd. Klager heeft op 26 september 2016 uitvoerig en gemotiveerd opgave gedaan van de op dat moment vigerende
redenen
voor aanvullend uitstel. Daarbij heeft hij de door hem ondernomen acties kenbaar gemaakt in het kader van een adequate zaakwaarneming. De selectiefunctionaris is daar in het geheel niet op ingegaan. Daarmee heeft de selectiefunctionaris volgens klager
niet voldaan aan de eis van zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering.
Meer subsidiair is klager van mening dat er geen sprake is van een redelijke en billijke belangenafweging. Indien dit wel was gebeurd, had de selectiefunctionaris immers rekening gehouden met de aangevoerde redenen, welke grond opleveren voor het
toewijzen van het verzoek om uitstel. Daarenboven geldt nog dat er bij klager sprake is van een stapeling van problemen in zijn werk- en in zijn thuissituatie, waardoor zijn belangen dienen te prevaleren boven het algemeen belang van de
tenuitvoerlegging. Klager verwijst daartoe naar RSJ 21 januari 2015, 15/0051/GB.
Nog meer subsidiair is klager van mening dat de selectiefunctionaris had behoren te beslissen dat aan klager een uitstel van twee maanden werd toegestaan. Er is geen enkele motivering waarom in dit geval voor een kortere termijn is gekozen.
Ten slotte is nog aangevoerd dat niet begrijpelijk is waarom de selectiefunctionaris, indien niet wordt gekozen voor een langer durend uitstel, niet heeft beslist dat klager zich dient te melden in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.),
waardoor klager in ieder geval enigszins zou worden tegemoetgekomen.
Klager wordt graag in de gelegenheid gesteld het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Primair geldt dat klager gestelde nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in het beroepschrift niet nader heeft onderbouwd.
Klager stelt geen bezwaar te hebben ingediend tegen de beslissing van 26 mei 2016 maar een nieuw verzoek tot uitstel te hebben ingediend. De selectiefunctionaris heeft klagers schrijven van 26 september 2016 aangemerkt als bezwaarschrift en als nieuw
verzoek om uitstel. Aan klager is eerder al vier en een halve maand uitstel verleend. Indien hem tegemoet zou zijn gekomen in zijn nieuwe verzoek om uitstel, zou hem in totaal ruim tien maanden uitstel worden verleend. In een dergelijk geval geldt dat
daartoe slechts wordt beslist nadat daarover overleg is gevoerd met het vervolgende parket. Het advies van dat parket zal dan zwaar wegen en een verzoek om uitstel voor een dergelijke lange periode zal slechts bij uitzondering worden gehonoreerd.
Op 30 september 2016 is aan de Advocaat-Generaal (A-G) bij het ressortsparket Arnhem – Leeuwarden om advies verzocht. Omdat dit advies niet binnen de termijnen die gelden voor bezwaar en beroep is ontvangen, is er op 11 oktober 2016 door de
selectiefunctionaris een beslissing genomen. Naar aanleiding van het vervolgens ingekomen beroepschrift is andermaal advies gevraagd aan de A-G, die op 14 oktober 2016 negatief heeft geadviseerd.
Voor zover klager heeft verzocht om plaatsing in een (z.)b.b.i., geldt dat plaatsing van zelfmelders in een b.b.i. is afgeschaft en dat tenuitvoerlegging van lopende vonnissen plaatsvindt in een normaal beveiligde inrichting. Zelfmelders zijn overigens
nooit rechtstreeks in een z.b.b.i. geplaatst.
Voor zover door of namens klager is aangevoerd dat door hem om gratie is verzocht, is bij navraag gebleken dat een dergelijk verzoek (bij de Dienst Justis) (nog) niet is ontvangen.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep van klager te beslissen. Zij zal het verzoek om een mondelinge behandeling van het beroep daarom afwijzen en de zaak schriftelijk afdoen.

4.2. Door en namens klager is primair gesteld dat klager in zijn schrijven van 26 september 2016 niet heeft bedoeld een bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing van 26 mei 2016, maar slechts heeft bedoeld een nieuw verzoek om uitstel aan te
vragen.
Indien en voor zover klager in deze stelling zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat hij thans slechts in zoverre kan worden ontvangen in zijn beroep, dat de beslissing op bezwaar zou worden vernietigd. Dat zou evenwel niet (direct) tot gevolg hebben
dat de selectiefunctionaris aan klager langer uitstel zou moeten verlenen. Indien de beroepscommissie de beslissing op het bezwaarschrift zou vernietigen, zou de beslissing om aan klager uitstel te verlenen tot 31 oktober 2016 immers in stand blijven.
Tegen die beslissing zou klager dan, indien hij zich daarmee niet zou kunnen verenigen, opnieuw een bezwaarschrift moeten indienen waarna hij, indien het bezwaarschrift ongegrond zou worden verklaard, andermaal een beroepschrift zou moeten indienen. In
dat geval blijft de beslissing dat klager zich op 31 oktober 2016 zou moeten melden van kracht. Het ligt in dat geval voor de hand dat op het bezwaar en beroep niet kan worden beslist voordat een aanvang is genomen met de tenuitvoerlegging. Nu dit – in
de ogen van de beroepscommissie – niet in het belang van klager kan zijn, zal zij dit onderdeel van het verweer passeren en verstaan dat er sprake is van een bezwaarschrift tegen de beslissing van 26 mei 2016. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn
beroep.

4.3. De gevangenis van de locatie Zuid van de p.i. Arnhem is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.4. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.5. Klager wil uitstel om een aantal redenen. Allereerst in verband met de gezondheidstoestand van zijn vader. Hoewel de beroepscommissie niet twijfelt aan het gegeven dat de gezondheidstoestand van klagers vader een bron van zorg is, is
onvoldoende
aannemelijk dat aan klagers vader bij klagers afwezigheid onvoldoende zorg kan worden geboden. Dit is mitsdien geen reden voor een gegrondverklaring van het beroep.

Als tweede en derde grond voor uitstel is door klager aangevoerd dat hij zijn echtgenote wil ondersteunen die thans in Duitsland verblijft, daar voor haar moeder zorgt, zelf door een persoon wordt lastiggevallen en om die reden belang heeft bij de
regelmatige aanwezigheid van klager in Duitsland. Hoewel ook die wens op zich begrijpelijk is, is de noodzaak voor klagers bezoeken aan zijn echtgenote – mede bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk om op grond
daarvan het beroep gegrond te verklaren.

Als laatste grond heeft klager aangevoerd dat het voor hem niet mogelijk is een belangenbehartiger voor zijn zakelijke belangen te vinden voor de (relatief) korte periode van zes weken. Ook die omstandigheid kan niet leiden tot een gegrondverklaring
van
het beroep. Die omstandigheid zal immers ook na een uitstel van enkele maanden niet veranderd zijn. De periode dat klager een gevangenisstraf dient te ondergaan zal niet veranderen.

Tenslotte merkt de beroepscommissie op dat de weergave van het beleid inzake zelfmeldprocedures en (z)b.b.i. juist is.

Het vorenstaande bezien in onderling verband en samenhang leidt tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om het beroep mondeling te mogen toelichten af en verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven