Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2435/GA, 21 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2435/GA

betreft: [klaagster] datum: 21 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A.S. Maduro, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex (JCZ) Zaanstad, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. G.A.S. Maduro, en – namens de directeur van de locatie Nieuwersluis – de heer [...],
juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het zoenen van een bezoeker tijdens het bezoekmoment.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing staat dat klaagster tijdens het bezoekmoment met haar bezoek aan het zoenen was. Dat is niet zonder meer in strijd met de huisregels. Klaagster heeft, anders dan in het verslag staat vermeld, geen tongzoen gegeven. Zij heeft
overigens eerder nooit problemen gehad met deze regel omtrent het niet mogen zoenen.
De inhoud van het verslag zou aan klaagster moeten worden medegedeeld. Anders dan de beklagcommissie overweegt is het enkele aanzeggen onvoldoende. Omdat er sprake is van een formeel verzuim in dezen, zou het beklag alleen al om die reden gegrond
moeten
worden verklaard. Ook het feit dat het verslag niet door de verslaglegger is ondertekend is een formele fout waaraan gevolgen moeten worden verbonden. Ook om die reden kan de beslissing van de directeur niet in stand blijven. Verder geldt ten aanzien
van dat verslag ook nog dat de daarin vermelde datum en tijd waarop het voorval plaats zou hebben gevonden, onjuist zijn. Uiteraard heeft het bezoek niet plaatsgevonden om 00.00 uur. Ook om deze reden dient het beklag gegrond te worden verklaard.
Klaagster heeft vanaf het begin steeds aangegeven dat een en ander anders is gegaan dan in het verslag van dat voorval en het verweer van de directeur wordt gesteld. Het had daarom op de weg van de directeur gelegen nader onderzoek te doen. Zo hadden
camerabeelden kunnen worden bekeken en kunnen getuigen worden gehoord. Klaagster erkent haar bezoeker een ‘normale’ zoen te hebben gegeven. Klaagster heeft die betreffende persoon nog nooit een tongzoen gegeven. Die bezoeker is door haar omarmd en
mogelijk zijn bij de kus de lippen van die ander beroerd. Het was echter geen tongzoen.

Namens de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit het verslag komt duidelijk naar voren dat er sprake was van een tongzoen. Bij de begroeting of het afscheid van de bezoeker wordt een vluchtige kus op de wang toegelaten. In dit geval werd door de verslaglegger duidelijk waargenomen dat er sprake
was van een mond op mond kus waarbij door klaagster kauwende bewegingen werden gemaakt. Dat is niet toegestaan. Het klopt dat het in het verslag vermelde tijdstip waarop het voorval plaats heeft gevonden, niet juist is vermeld. Omdat echter duidelijk
is
dat klaagster omstreeks 09.00 uur is ingesloten, heeft het voorval kort daarvoor plaatsgevonden. Er bestaat volgens de directeur geen wettelijke verplichting om het verslag te ondertekenen. Het beroep zou ongegrond moeten worden verklaard.

3. De beoordeling
Door en namens klaagster zijn ten aanzien van de voorafgaand aan de strafoplegging gevolgde procedure een aantal verweren gevoerd.

Allereerst is aangevoerd dat het verslag wel aan klaagster is aangezegd, maar dat is verzuimd daarbij de inhoud van dat verslag ook haar mee te delen. Daarmee zou niet zijn voldaan aan de wettelijke vereisten.
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. Daarbij ligt het voor de hand dat aan de gedetineerde dan ook de globale inhoud
van dat verslag wordt medegedeeld. Dat is hier ook het geval geweest nu uit de stukken en uit hetgeen in beroep naar voren is gebracht voldoende aannemelijk is dat klaagster direct na de aanzegging inhoudelijk weerwoord heeft gegeven bij de
verslagleggende ambtenaar. Dit verweer wordt daarom verworpen.

Vervolgens is aangevoerd dat het verslag onjuistheden bevat. Zo is het tijdstip waarop het voorval zou hebben plaatsgevonden, in het verslag staat 00.00 uur, onjuist. Ook dit zou reden zijn om het beroep en beklag gegrond te verklaren. De
beroepscommissie passeert ook dit verweer. Het in het afschrift van het verslag vermelde tijdstip van 00:00 uur is (kennelijk) niet ingevuld. Uit het verslag en uit het moment van afdoening daarvan door de directeur wordt voldoende aannemelijk dat het
verslag direct na het voorval is aangezegd. Dit kan derhalve niet leiden tot een gegrondverklaring.

Namens klaagster is vervolgens het verweer gevoerd dat in de schriftelijke neerslag van het verslag de handtekening van de verslagleggende ambtenaar of medewerker ontbreekt.
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw, stelt niet de expliciete eis dat het schriftelijke stuk van ondertekening moet zijn voorzien. Nu de naam van de verslaglegger in dat verslag is vermeld, het verslag aan klaagster is aangezegd en er sprake is van de
vermelding “de rapporteur” als ondertekening, behoeven er geen gevolgen te worden te worden verbonden aan het niet plaatsen van een handtekening onder dat verslag. Ook dit verweer wordt daarom verworpen.

Het verweer dat de directeur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van het verslag en klaagsters ontkenning van het haar verweten gedrag, het tongzoenen, wordt eveneens verworpen. De beroepscommissie sluit aan bij de overwegingen die de
beklagcommissie ten aanzien van dit verweer heeft gemaakt en maakt deze tot de hare. Voor zover namens klaagster is verzocht alsnog getuigen te horen, wordt dit verzoek, nu onvoldoende is onderbouwd welke getuigen zouden moeten worden gehoord,
afgewezen.

Ten aanzien van de door en namens klaagster opgeworpen stelling dat klaagsters gedrag niet strafwaardig zou zijn, geldt dat volgens de huisregels van de locatie Nieuwersluis tijdens het bezoek lichamelijk contact tussen de gedetineerden en de bezoekers
verboden is. De omstandigheid dat kort en vluchtig contact bij begroeting en afscheid wordt getolereerd vormt geen aanleiding om het onderhavige gedrag te accepteren. Uit de inlichtingen van de directeur en het verslag komt naar voren dat de wijze
waarop klaagster met haar bezoekster gezoend heeft niet kan worden aangemerkt als een korte begroetingszoen, maar moet worden aangemerkt als verboden lichamelijk contact. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te
staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klaagster tot het nader horen van getuigen af.
Zij verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven