Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2550/GA, 21 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2550/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Bertrand, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad (JCZ), zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zoetermeer.
Klagers raadsman, mr. N. Bertrand, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. de beslissing van 10 augustus 2015, betreffende de oplegging van toezichtmaatregelen in het kader van klagers plaatsing en status op de lijst van Gedetineerden met een Vlucht- / Maatschappelijk risico (de GVM-lijst);
(ZO 2015/580)
b. de beslissing van 21 augustus 2015, betreffende de oplegging van toezichtmaatregelen in het kader van klagers plaatsing en status op de GVM-lijst. (ZO 2015/658)

De beklagcommissie heeft beide klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers voornaamste probleem met de beslissing van 21 augustus 2016 was dat hij daardoor geen bezoek zonder toezicht (BZT) verleend kon krijgen. Hij heeft toen tegenover de directeur aangegeven dat hij kon leven met de overige toezichtmaatregelen maar
dat hij graag wel BZT wilde krijgen. Reden voor klagers GVM-status was dat bij hem in de cel een laptop en een USB-dongel gevonden zijn. Die dongel was overigens van een medegedetineerde. Naar aanleiding daarvan is besloten dat klager zich schuldig zou
hebben gemaakt aan voortgezet crimineel handelen. De directeur heeft vervolgens geadviseerd klager op de GVM-lijst te plaatsen. De grond voor het vluchtgevaar was van klager zelf afkomstig. Hij heeft, omdat hij niet naar Krimpen aan den IJssel
overgeplaatst wilde worden, een tip laten geven aan Meld Misdaad Anoniem (MMA). Achteraf gezien was dat niet slim. De directeur wist dat klager die melding zelf heeft laten doen omdat klager de volgende ochtend op de hoogte was van details over de
melding die hij nog niet van anderen kon hebben gehoord.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een van de redenen voor de toezichtmaatregelen was het veronderstelde vluchtgevaar. Klager heeft inderdaad zelf die tip aan MMA gegeven, althans daar gaat de directeur vanuit, omdat klager dit zelf heeft verklaard en daarbij details heeft gegeven die
hij anders niet kon weten. Klager had echter kunnen weten dat dit gevolgen voor hem zou hebben en heeft daarmee de toezichtmaatregelen aan zichzelf te wijten. De directeur moet zich in eerste instantie houden aan de informatie die hij krijgt van het
Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip). Toen hij – na bij herhaling gevraagd te hebben om nadere
informatie – geen verdere onderbouwing kreeg van het Grip omtrent mogelijk vluchtgevaar, zijn de betreffende maatregelen vanaf eind augustus 2015 afgebouwd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Als beslissing van de directeur tot het opleggen van toezichtmaatregelen zijn de notulen van het GVM overleg van 10 augustus 2015 overgelegd. Ondanks de aanwezigheid van de directeur bij dit overleg, kunnen de notulen ervan niet dienen als beslissing
van de directeur. Bovendien is niet voldaan aan de eisen van inzichtelijkheid van de gronden voor die beslissing en blijkt niet van een deugdelijke belangenafweging door de directeur. Voorts ontbreekt de vermelding van de mogelijkheid van beklag en
schorsing. Gelet daarop kan de beslissing van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven. Het beklag is daarom in zoverre gegrond. Nu namens klager uitdrukkelijk is aangegeven dat bij een eventuele
gegrondverklaring geen tegemoetkoming behoeft te worden toegekend, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor een toekenning daarvan.

Ten aanzien van onderdeel b:
Door de directeur is verklaard dat hij bij het nemen van de bestreden beslissing rekening heeft gehouden met klagers verweer dat de melding bij het MMA van klager zelf afkomstig was. Uit de Grip-rapportage van 4 mei 2015 komt naar voren dat er – naast
die
MMA-melding – meer redenen waren om te concluderen dat er ten aanzien van klager sprake was van een vluchtrisico als bedoeld in de GVM-circulaire. Gelet daarop kan de bestreden beslissing van de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Die uitspraak zal daarom
in zoverre worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag .
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van de gegrondverklaring van onderdeel a van het beklag geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven