Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2438/GA, 21 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2438/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juli 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad (JCZ), is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman, mr. A.P. Visser, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het gebrek aan voldoende ventilatie in klagers verblijfsruimte;
b. het na overplaatsing opnieuw moeten starten met het ISD-traject.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van het beklag en het beklag voor het overige ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij ontvankelijk moet worden verklaard in onderdeel a van het beroep omdat een goed werkend ventilatiesysteem in de verblijfsruimte(s) valt onder de zorgplicht van de directeur. Een soortgelijke klacht van klager tegen de
directeur van de locatie Zoetermeer is eerder gegrond verklaard.
De beslissing om hem opnieuw te laten starten met het ISD-traject is onredelijk en het beklag tegen die beslissing had daarom gegrond moeten worden verklaard. Door deze beslissing is klager een aantal vrijheidsmomenten misgelopen. Hij vraagt bij de
gegrondverklaring van beide klachten uitdrukkelijk om een financiële tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De directeur is slechts huurder van het gebouw. Hij kan, als er sprake is van gebouwelijke gebreken aan het gebouw, die gebreken enkel melden en, indien mogelijk zo snel mogelijk laten herstellen. Dat is in dit geval ook gebeurd. Vervolgens moet ook
hij
afwachten tot de gebreken worden hersteld. Uiteraard heeft de directeur een eigen zorgplicht om te zorgen dat er voldoende ventilatie is in de verblijfsruimtes. Daartoe maakt het personeel, voor zover nodig, zelf alle ventilatieopeningen schoon. Klager
verbleef in een verblijfsruimte waar de luchtverversingscapaciteit lager lag dan in de gemiddelde cellen. Er was echter geen ruimte hem naar een andere cel te verplaatsen. Op zich voldeed die cel echter wel nog steeds aan de minimale eisen. De
directeur
weet dat bij klager de afzuigroosters toen schoon zijn gemaakt. Hij weet niet of klager ook hierover heeft geklaagd bij de medische dienst.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is, toen hij terugkwam in de inrichting, niet op een inkomstenafdeling geplaatst. Iedere ISD-er, zo ook klager, begint in de p.i. Almere op de B-afdeling. Dat is een zogenoemde motivatie- en diagnoseafdeling. Op die afdeling wordt het
ISD-traject
voor de gedetineerde gestart. Vanuit de B-afdeling worden de gedetineerden vervolgens op een abstinentie- of zorgafdeling geplaatst. Het verblijf op de B-afdeling duurt bij nieuwe gedetineerden zes tot acht weken. Klager heeft daar minder lang
verbleven
omdat hij het traject gedeeltelijk al doorlopen had.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De directeur heeft een wettelijke zorgplicht ten aanzien van de gedetineerden voor wat betreft de ventilatiemogelijkheden in de verblijfsruimten van gedetineerden. Indien aan die zorgplicht niet wordt voldaan, kan daartegen beklag worden ingesteld.
Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a van het beklag niet in stand blijven en moet klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Ten aanzien van dat beklag geldt dat – hoewel door de directeur niet is weersproken dat de luchtverversingsinstallatie in klagers verblijfsruimte minder goed functioneerde dan in andere verblijfsruimtes op dezelfde afdeling – de directeur voldoende
aannemelijk heeft gemaakt dat hij er – binnen hetgeen in zijn macht lag – het nodige aan heeft gedaan om de overlast voor klager tot een minimum te beperken. Bovendien is niet gebleken dat met betrekking tot de ventilatiemogelijkheden niet is voldaan
aan de eisen zoals gesteld in de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de directeur aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Het beklag dient daarom alsnog ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Uit de inlichtingen van de directeur wordt aannemelijk dat de afdeling waar klager werd geplaatst na zijn terugkomst, de B-afdeling, geen inkomstenafdeling is. De betreffende afdeling is bedoeld om ISD-gedetineerden in de gelegenheid te stellen hun
motivatie kenbaar te maken voor het vervolgtraject. Gelet daarop kan hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien
van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a van het beklag, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dat beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven