Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3073/GV, 21 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3073/GV

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager ondergaat nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden. Zijn v.i.-datum valt op of omstreeks 14 juli 2017. Tijdens zijn detentie zijn hem nooit disciplinaire
straffen of ordemaatregelen opgelegd. Hij verblijft in het plusprogramma en wordt in het vrijhedenadvies beschreven als een vrolijke, sociaal vaardige man die zich coöperatief opstelt jegens anderen. Hij werkt in de inrichting als algemeen reiniger,
wat
een vertrouwensbaan is. Er is door de politie positief geadviseerd. Klager stemt in met eventueel aan een verlof te verbinden voorwaarden zoals geadviseerd door de directeur van de inrichting waar hij verblijft.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen met verwijzing naar adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering. In februari 2016 heeft de Reclassering voor het laatst met klager gesproken. Anders dan in de reclasseringsrapportage staat is
er thans niet langer sprake van problemen met middelengebruik en financiën. Op 18 april 2016 is klager voor het laatst gesanctioneerd voor softdrugsgebruik. Daarna uitgevoerde urinecontroles waren steeds negatief. Klager heeft meerdere cursussen
gevolgd omtrent financiën en heeft inmiddels een afbetalingsregeling getroffen. Inmiddels heeft hij – op eigen initiatief – wekelijkse gesprekken met een aan De Waag verbonden psycholoog. Bovendien ziet de rapportage niet specifiek op de situatie van
verlofverlening. De conclusies uit het reclasseringsrapport hadden daarom niet mogen leiden tot deze afwijzing. Het strafrestant lijkt redengevend voor het negatieve advies van het OM. Gelet echter op klagers v.i.-datum kan hij vanaf 14 juli 2016 in
aanmerking komen voor algemeen verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten behoeve van klagers verzoek om algemeen verlof is advies gevraagd aan het OM, de reclassering en de politie. Het OM heeft daarbij negatief geadviseerd en gewezen op klagers omvangrijke strafblad. Voorts is door het OM aangevoerd dat klager cassatie
heeft ingesteld van een (andere) veroordeling wegens poging doodslag.
De reclassering adviseert negatief en geeft aan dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat alsmede dat het risico van het onttrekken aan op te leggen voorwaarden als groot moet worden ingeschat.
Klagers v.i.-datum ligt nog relatief ver in de toekomst en klager zou, mede gelet op de feiten waarvoor hij gedetineerd is, nog niet in aanmerking moeten komen voor verlof. In de ogen van de Staatssecretaris vormt klager een gevaar voor de
maatschappij,
welk gevaar bij het nu verlenen van vrijheden veronachtzaamd zou worden. De Staatssecretaris acht de weigeringsgronden van artikel 4 onder b en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) aanwezig. Bij een
verlofverlening met bijzondere voorwaarden zou – in de ogen van de Staatssecretaris - het ondervangen van de risico’s (recidive en onttrekking aan voorwaarden) onvoldoende gewaarborgd kunnen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, voor zover daarbij een aantal door de directeur benoemde bijzondere voorwaarden zouden worden opgelegd.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van verlofverlening.
De politie te Beverwijk heeft positief geadviseerd ten aanzien van een verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot het ondergaan van een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek, wegens – kortweg – diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt (vooralsnog) op of omstreeks 14 juli 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat omtrent klagers verzoek om algemeen verlof verschillend is geadviseerd. De directeur van de locatie adviseert positief ten aanzien van die verlofaanvraag, zij het onder voorwaarden. De politie in de gemeente van
klagers verlofadres adviseert positief t.a.v. het verlofadres.
Daartegenover staat het onderbouwde negatieve advies van het OM en het reclasseringsadvies / reïntegratieplan van 9 maart 2016. In beide adviezen wordt negatief geadviseerd t.a.v. het verlenen van vrijheden. Het OM baseert zich daarbij met name op het
gevaar voor recidive en het feit dat de voorlopige v.i.-datum nog te ver weg ligt. De reclassering heeft een risicoanalyse met betrekking tot klager gemaakt en daarin wordt een aantal criminogene factoren benoemd die aan het verlenen van vrijheden in
de
weg staan. Hoewel een aantal van die factoren (mogelijk) door toepassing van bijzondere voorwaarden minder zwaar zouden hoeven te wegen, blijft staan dat de vrees voor recidive door zowel het OM als de reclassering als hoog wordt ingeschat, welke hoge
inschatting begrijpelijk is gelet op de daarvoor door het OM en de reclassering gegeven onderbouwing. Dat hoge recidivegevaar vormt een forse contra-indicatie voor verlofverlening.

Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven