nummer: 16/1257/GA
betreft: [klager] datum: 19 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 april 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W.J. Faber, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het ontvreemden van een krant uit de bibliotheek en het aannemen van een dreigende houding tegenover het personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wordt verweten een krant te hebben ontvreemd, maar kan aantonen dat hij hiervoor toestemming had van de bibliothecaris. Het personeel
zou zich bedreigd hebben gevoeld door klagers reactie. Klager bestrijdt een dreigende houding te hebben aangenomen en ondanks zijn verzoek is de sportinstructeur door de directeur niet gehoord. Klager is vanwege dit voorval overgeplaatst van unit 7
naar
unit 6 van de inrichting.
Klager meent dat niet zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen binnen 24 uur, is beslist na het voorval van 28 januari 2016. De disciplinaire straf is op 1 februari 2016 ingegaan, de oplegging vond plaats op 2 februari 2016. Klager meent dat het beroep op
formele gronden gegrond moet worden verklaard en wil een tegemoetkoming van € 10,=. Inhoudelijk ontkent klager zich dreigend te hebben opgesteld. Hij wilde terug naar zijn cel. De sportinstructeur had klager verhaal kunnen bevestigen. Klager wil dat de
sportinstructeur alsnog wordt gehoord. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Klager wenst voor het inhoudelijke deel van het beklag een tegemoetkoming van € 7,50 per dag.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur kan desgevraagd niet toelichten waarom de disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd. De directeur heeft de tijd genomen
om uit te zoeken hoe het incident met de krant was verlopen. De dreiging is door het personeel wel zo gevoeld. Klager is niet ingesloten in afwachting van de afhandeling van het rapport. De directeur meent dat een disciplinaire straf van zes dagen op
eigen cel redelijk is. Het alsnog horen van de sportinstructeur voegt niets toe.
3. De beoordeling
In de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf staat dat de straf is ingegaan op 1 februari 2016. De schriftelijke mededeling dateert van 2 februari 2016 en is ook op die dag door de directeur ondertekend. Gelet hierop is de
disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd. Een disciplinaire straf kan op grond van de Pbw niet met terugwerkende kracht worden opgelegd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en neemt hierbij het volgende in aanmerking. Het door het personeel op 28 januari 2016 opgemaakte verslag van het voorval van diezelfde dag is voldoende
duidelijk en concreet. De beroepscommissie heeft geen aanleiding aan de inhoud hiervan te twijfelen. Het alsnog horen van de sportinstructeur zoals door klager gewenst, zal naar verwachting niet tot een andere zienswijze leiden. Nu er dus vanwege de
dreigende houding van klager inhoudelijk gezien gronden waren voor het opleggen van een disciplinaire straf, acht de beroepscommissie in verband met de formele fout een tegemoetkoming van € 7,50 passend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 19 oktober 2016
secretaris voorzitter