Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2868/GB, 19 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2868/GB

Betreft: [Klaagster] datum: 19 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Moszkowicz, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 16 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klaagster is, bijgestaan door haar opvolgend raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, op 23 september 2016 door de voorzitter en een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 17 maart 2014 gedetineerd. Zij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Nieuwersluis. Op 13 mei 2016 is zij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Ter Peel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 5
augustus 2016 is klaagster in de BPG van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagsters plaatsing in de BPG te Vught is gebaseerd op drie gronden. De eerste grond betreft een ontvluchting die klaagster in de locatie Ter Peel zou hebben voorbereid. De aanwijzingen hiervoor betroffen een bijna lege prittstift, een ijzeren staafje
– waarvan één uiteinde er uitzag alsof deze warm was gemaakt met een aansteker – een usb-stick en ijzeren schijfjes die in haar cel zijn aangetroffen. Voorts zou de glaslat van het raam van klaagsters cel gedeeltelijk zijn losgemaakt en zijn pakketjes
schone kleding – in plastic verpakt – aangetroffen in haar cel. Klaagster heeft toegelicht dat het ijzeren staafje afkomstig was uit een ordnermap die zij had gesloopt en dat deze niet langer was dan tien centimeter. Het raam was volgens klaagster
reeds
kapot, daar het kozijn verrot was en in het raam een stukje glas ontbrak. Haar schone kleding verpakt klaagster al gedurende haar hele detentie in plastic, omdat zij rookt in haar cel en niet wil dat de kleding daarnaar ruikt. Zij betwist de intentie
te
hebben gehad de inrichting te ontvluchten. Met betrekking tot de overige voorwerpen die op klaagsters cel zijn aangetroffen wordt in het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel gesteld dat zij haar celgenote opdracht zou hebben gegeven
deze voor haar mee te nemen van de arbeid. Deze stelling is volgens klaagster echter niet met feiten onderbouwd. Dat klaagster daadwerkelijk een ontvluchting heeft voorbereid staat – blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel

niet vast. Niet is gebleken dat stappen zijn ondernomen hier verder onderzoek naar te doen. Namens klaagster is daarenboven aangevoerd dat, zelfs indien sprake zou zijn geweest van het voorbereiden van een ontvluchting, dit in de opvatting van
klaagster
geen grondslag kan zijn voor een plaatsing in de BPG. Een vluchtpoging levert immers geen ‘beheersrisico voor anderen’ op, wat het criterium is voor plaatsing in de BPG.
Daarnaast wordt als grondslag voor de BPG-plaatsing klaagsters zelfdestructieve gedrag genoemd. Klaagster heeft toegelicht dat zij, toen zij geboeid verbleef in de isolatiecel in de locatie Ter Peel, werd geïnformeerd over de beslissing haar te
plaatsen
in de BPG. Zij kreeg geen uitleg over de reden van overplaatsing. Hierop heeft zij met haar hoofd tegen de muur gebonkt. Dit betreft volgens klaagster geen zelfdestructief gedrag, maar slechts een uiting van onmacht. Aan klaagsters hoofd zijn geen
verwondingen geconstateerd. Daarnaast zou klaagster van 2 augustus 2016 tot de ochtend van 4 augustus 2016 hebben geweigerd eten of drinken tot zich te nemen. Klaagster stelt echter slechts één maaltijd te hebben overgeslagen. Voor zover gesteld wordt
dat klaagster zelfdestructief gedrag zou vertonen, stelt zij dat dit niet met feiten wordt onderbouwd en dat dit derhalve niet aan een beslissing tot plaatsing in de BPG ten grondslag kan worden gelegd.
De derde reden die ten grondslag ligt aan de beslissing klaagster in de BPG te plaatsen betreft klaagsters vermeende overheersende en intimiderende gedrag jegens medegedetineerden. Volgens klaagster is dit echter enkel op anonieme verklaringen
gebaseerd
en niet onderbouwd met feiten. Uit de rapportages blijkt dat klaagster zich twee jaar goed heeft gedragen in de inrichting en dat zij goed te corrigeren is. Ze heeft meerdere cursussen met goed gevolg afgelegd en vertoonde ‘groen’ gedrag. Namens
klaagster is gesteld dat medegedetineerden wellicht jaloers zijn op klaagster vanwege haar krachtige verschijning, haar vlotte babbel en het feit dat zij goed is opgeleid. Blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel zou een
angstcultuur zijn ontstaan vanwege klaagsters gedrag en het feit dat zij voorvrouw was bij de arbeid. Zij stelt echter ruim tien maanden voorvrouw te zijn geweest en enkel positieve feedback te hebben ontvangen.

Voorts is namens klaagster gesteld dat in de BPG sprake is van mensonterende omstandigheden en dat een inbreuk wordt gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Klaagster heeft een katheter die goed verzorgd dient te worden teneinde ontstekingen en
infecties te voorkomen. In de BPG wordt zij echter slechts eenmaal per week in de gelegenheid gesteld zich te douchen. Daarnaast is klaagster thans de enige vrouw die in de BPG verblijft. Zij dient te luchten met de mannelijke gedetineerden die in de
BPG verblijven en wordt door hen uitgejoeld, zodat zij er noodgedwongen voor heeft gekozen geïsoleerd van de andere gedetineerden te luchten. Klaagster mag zich slechts dertig minuten per dag buiten haar cel bevinden en wordt niet in de gelegenheid
gesteld de bibliotheek te bezoeken of arbeid te verrichten. Alvorens een gedetineerde de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid kan worden ontnomen, dient volgens klaagster een individuele afweging gemaakt te worden, waarbij beoordeeld wordt of de
specifieke detentiesituatie in de weg staat aan het aanbieden van arbeid aan de gedetineerde. Klaagster meent dat een dergelijke individuele afweging in haar geval niet is gemaakt. Zij stelt daarenboven niet agressief of gewelddadig te zijn en zich
nooit agressief te hebben geuit jegens medegedetineerden of inrichtingspersoneel. De voornoemde omstandigheden zijn volgens klaagster mensonterend en kunnen voor haar resulteren in ernstige psychische klachten. Nu het regime in de BPG zeer restrictief
en beperkend is voor een gedetineerde en het een negatieve weerslag heeft op de geestelijke gezondheid van een gedetineerde, dient een voorgenomen plaatsing kritisch te worden getoetst. Klaagster diende door de selectiefunctionaris te worden gehoord
alvorens haar in de BPG te plaatsen. Nu dit niet is gebeurd meent klaagster dat haar BPG-plaatsing onrechtmatig is.
Thans is klaagster intern overgeplaatst naar een andere afdeling binnen de BPG, waar de omstandigheden wat beter zijn dan eerst. Hoewel zij hieraan niet deelneemt, wordt haar de gelegenheid geboden in groepjes te recreëren. Tevens mag zij vaker bellen
en mag zij haar spullen op cel houden.

Namens klaagster wordt daarenboven aangevoerd dat haar plaatsing in de BPG disproportioneel is. Zij heeft tot op heden eenmaal een waarschuwing gehad en is daarnaast slechts eenmaal – in de locatie Nieuwersluis – gestraft met vier dagen opsluiting op
eigen cel. Niet is getracht haar over te plaatsen naar een andere afdeling binnen de locatie Ter Peel. De timing van haar BPG-plaatsing is, vanwege haar emotionele toestand in verband met haar nog lopende strafzaak, waarvan de behandeling is gepland
op
14 november 2016, daarenboven erg slecht. Voorts meent klaagster dat sprake is van verkeerde beeldvorming en dat de geschetste achtergrond onjuist is, nu gebeurtenissen die in de locatie Nieuwersluis plaatsvonden worden beschreven als gebeurtenissen in
de locatie Ter Peel en de rapportages die in het begin van haar detentieperiode zijn opgemaakt, ten grondslag worden gelegd aan beslissingen die ten aanzien van haar worden genomen, waaronder de beslissing tot plaatsing in de BPG.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor zover klaagster stelt dat zij gehoord diende te worden voorafgaand aan het nemen van de selectiebeslissing tot plaatsing in de BPG, stelt de selectiefunctionaris dat deze hiertoe niet is gehouden. Op 2 augustus 2016 is klaagster disciplinair
gestraft voor het voorbereiden van een ontvluchting in de locatie Ter Peel. Dit was echter slechts één aanleiding voor de plaatsing in de BPG. De beslissing daartoe is met name gebaseerd op klaagsters zelfdestructieve en overheersende gedrag in de
inrichting. Voor zover klaagster betwist dat zij overheersend gedrag heeft vertoond en dat dit slechts is gebaseerd op anonieme verklaringen van medegedetineerden, voert de selectiefunctionaris aan dat de angst onder medegedetineerden, blijkens het
selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel, dusdanig groot was dat zij geen verklaring af durfden te leggen onder hun eigen naam. Blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Nieuwersluis intimideerde klaagster
medegedetineerden en zette zij hen onder druk. Onder medegedetineerden zou sprake zijn geweest van angstgevoelens, zodat een onveilige situatie in de inrichting is ontstaan. Op advies van de directeur van voornoemde inrichting is klaagster om die reden
overgeplaatst naar de locatie Ter Peel. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel blijkt dat medegedetineerden in de inrichting hebben aangegeven dat klaagster hen onder druk zette, intimideerde, bedreigde en trachtte hen om te
kopen, zodat – als gevolg van klaagsters gedrag – opnieuw een angstcultuur zou zijn ontstaan. Net als in de locatie Nieuwersluis is zij, blijkens voornoemd advies, niet in haar gedrag te corrigeren.
De selectiefunctionaris acht klaagster niet geschikt voor een regime van algehele of beperkte gemeenschap vanwege de opeenstapeling van incidenten die tijdens haar detentie heeft plaatsgevonden, temeer nu zij het overheersende gedrag zoals dat in de
selectieadviezen wordt beschreven, zowel in de locatie Nieuwersluis als in de locatie Ter Peel heeft vertoond.

Hoewel de gang van zaken in de BPG en het aldaar geldende regime volgens de selectiefunctionaris niet afdoen aan de juistheid van de beslissing klaagster in de BPG te plaatsen, heeft de selectiefunctionaris inlichtingen opgevraagd bij de directeur van
de p.i. Vught omtrent klaagsters detentiesituatie. Aangegeven is dat klaagster thans de enige vrouwelijke gedetineerde in de BPG is. Voorts is aan de selectiefunctionaris meegedeeld dat klaagster iedere dag in de gelegenheid wordt gesteld een uur te
luchten buiten het zicht van medegedetineerden. Klaagster weigert echter hieraan deel te nemen. Van de recreatie- en sportmogelijkheden – ten aanzien waarvan eveneens is aangeboden deze individueel en buiten het zicht van medegedetineerden te laten
plaatsvinden – wenst klaagster evenmin gebruik te maken. Daarenboven wordt klaagster, vanwege haar medische situatie, iedere dag in de gelegenheid gesteld zich te douchen en zijn aan klaagster alle benodigde verzorgingsmiddelen verschaft. Aan de arbeid
kan klaagster, vanwege het individuele regime waarin zij verblijft, niet deelnemen. Klaagster heeft volgens de selectiefunctionaris onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een grove inbreuk wordt gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Zij ontvangt in de
BPG alle (medische) zorg en begeleiding die zij nodig heeft. Daarenboven worden aan klaagster alle onderdelen van het dagprogramma, voor zover zij daar recht op heeft, aangeboden.

De BPG is een afdeling als bedoeld in artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Het gedrag dat klaagster in detentie, blijkens de selectieadviezen, heeft vertoond, levert volgens de
selectiefunctionaris een ernstig beheersrisico voor anderen op, zodat klaagster ongeschikt is voor een verblijf in een regime van algehele of beperkte gemeenschap. Volgens de selectiefunctionaris heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat de inhoud
van de selectieadviezen onjuist zou zijn. Indien klaagsters gedrag in positieve zin verandert, zal zij mogelijk op termijn worden overgeplaatst naar een andere inrichting of een ander regime.

4. De beoordeling
4.1. De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau. Klaagster was ten tijde van het instellen van beroep de enige vrouwelijke gedetineerde.

4.2. Ingevolge artikel 11 van de Regeling kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, de aard van het door hen gepleegde delict, of de aard
van het delict van het plegen waarvan zij worden verdacht, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat dan wel ongeschikt zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te
verblijven.

4.3. Uit de omtrent klaagster verstrekte gegevens, zoals hiervoor weergegeven, komen naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende feiten en/of omstandigheden naar voren op grond waarvan klaagster niet langer geschikt kon worden geacht voor
een verblijf in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Daaromtrent overweegt de beroepscommissie het volgende.

Op 5 augustus 2016 is klaagster in de BPG van de p.i. Vught geplaatst, omdat zij zelfdestructief en overheersend gedrag jegens medegedetineerden zou vertonen alsmede vanwege een vermeende poging van klaagster de inrichting te ontvluchten. Uit het
selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel komt met betrekking tot klaagsters zelfdestructieve gedrag naar voren dat zij op 2 augustus 2016 in een afzonderingscel is geplaatst vanwege een lopend onderzoek naar een vermeende vluchtpoging,
alwaar haar is meegedeeld dat zij in de BPG van de p.i. Vught zou worden geplaatst. Van 2 augustus 2016 tot de avond van 3 augustus 2016 heeft zij geweigerd eten en drinken tot zich te nemen. Verder heeft zij gedurende haar afzondering meermalen met
haar hoofd tegen de celdeur gebonkt. Klaagster stelt dat dit, vanwege haar plaatsing in afzondering en de mededeling dat zij in de BPG zou worden geplaatst, een uiting van onmacht was.
Het laatstgenoemd selectieadvies maakt niet aannemelijk dat uit deze gedragingen in de locatie Ter Peel een neiging tot zelfdestructie blijkt, noch dat dit een ernstig beheersrisico voor anderen vormde. Niet aannemelijk is dat klaagster in die periode
en met dat gedrag een zodanig ernstig beheersrisico voor zichzelf vormt dat zij niet in staat zou zijn in een regime van beperkte gemeenschap te verblijven.

Met betrekking tot de ontvluchting die klaagster in de locatie Ter Peel zou hebben voorbereid, constateert de beroepscommissie dat klaagster hiervoor niet disciplinair is gestraft. Wel is zij in het kader van een ordemaatregel op 2 augustus 2016 in een
afzonderingscel geplaatst vanwege een lopend onderzoek naar de vermeende poging de inrichting te ontvluchten, waarbij klaagster betrokken zou zijn geweest. Ook klaagsters celgenote, met wie zij in een meerpersoonscel verbleef, is in het kader van het
lopende onderzoek in een afzonderingscel geplaatst. Niet gebleken is welke resultaten dit onderzoek heeft opgeleverd, zodat niet zonder meer kan worden vastgesteld welke rol klaagster heeft gehad bij de vermeende poging de inrichting te ontvluchten.

In het selectieadvies van de directeur van de locatie Ter Peel wordt het gedrag van klaagster omschreven als overheersend en intimiderend. Zij zou medegedetineerden onder druk zetten, intimideren, bedreigen en omkopen. Klaagster wordt omschreven als
een
gedetineerde met veel invloed binnen de inrichting, die ze uitoefent op medegedetineerden. Als gevolg hiervan is blijkens het selectieadvies een angstcultuur ontstaan onder medegedetineerden. Dergelijk gedrag is, in het licht van het belang van de
handhaving van de orde en veiligheid binnen de inrichting, ontoelaatbaar. Echter is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat klaagsters gedrag ten overstaan van medegedetineerden een zodanig karakter had, dat zij een ernstig
beheersrisico voor anderen vormde, zodat zij niet langer geschikt was in een regime van beperkte gemeenschap te verblijven.

Gelet op het vorenoverwogene acht de beroepscommissie de gronden waarop klaagster in de BPG is geplaatst onvoldoende concreet en onvoldoende zwaarwegend om een dergelijke plaatsing te kunnen rechtvaardigen. Voorts overweegt de beroepscommissie dat de
bestreden beslissing niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit die de wet daaraan verbindt. Klaagster bevindt zich in volledige isolatie nu zij thans de enige vrouwelijke gedetineerde is. Niet is gebleken dat minder vergaande
alternatieven voor een plaatsing in de BPG zijn overwogen. Evenmin is gebleken dat in redelijkheid geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren om het gestelde zelfdestructieve en overheersende gedrag en het vermeende vluchtgevaar van klaagster
te
beteugelen.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of
enige
tegemoetkoming aan klaagster geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klaagster geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven