Nummer: 16/2747/GB
Betreft: [Klager] datum: 17 oktober 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 17 augustus 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. Bij beslissing van 15 augustus 2016 is klager geselecteerd voor plaatsing in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van
de p.i. Zwolle, waar hij thans verblijft.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris verwijst in zijn beslissing naar de druggerelateerde incidenten die tijdens klagers detentie hebben plaatsgevonden. Nu klager voor deze incidenten meermaals disciplinair
is gestraft, mogen deze volgens hem niet meer aan de afwijzing van zijn verzoek tot detentiefasering ten grondslag worden gelegd. Voorts heeft klager maar liefst drie adressen opgegeven als verlofadres, die zonder onderbouwing allen zijn afgewezen. Het
eerste adres is door de politie niet bezocht, maar enkel geraadpleegd in de politieadministratie. Hieruit is een drietal bezwaren voortgekomen, die door de politie niet worden geconcretiseerd. Niet is onderbouwd om welke exacte redenen het adres wordt
afgewezen, zodat het advies van de politie volgens klager niet toereikend is gemotiveerd. Met betrekking tot de overige, door klager als verlofadres opgegeven adressen, stelt klager dat de hoofdbewoonsters van beide adressen toestemming hebben gegeven
voor het aldaar doorbrengen van klagers verloven. Volgens klager lijken de door hem als verlofadres opgegeven adressen onvoldoende onderzocht en ontbreken een feitelijke onderbouwing en een belangenafweging. Hij meent dat de selectiefunctionaris een
kenbare belangenafweging dient te maken tussen enerzijds het individuele belang van verlof en anderzijds de algemene belangen van onder meer de orde, de rust en de veiligheid in de samenleving. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 28 juni 2016, 16/1449/GA.
Nu de selectiefunctionaris hieraan volgens klager niet heeft voldaan, meent hij dat de bestreden beslissing onredelijk is. Voorts wordt namens klager verzocht om een financiële tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft driemaal bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van THC. Op 26 april 2016, op 17 juni 2016 en op 26 juli 2016 is klager hiervoor
disciplinair gestraft. Dit doet volgens de selectiefunctionaris niet af aan het feit dat deze recente urinecontrolegeschiedenis een weigeringsgrond is voor detentiefasering. Verwezen wordt naar het drugsontmoedigingsbeleid (DOB), op grond waarvan
klager
gedurende de eerste drie maanden na de laatste positieve urinecontrole niet in aanmerking kan komen voor detentiefasering. Volgens de selectiefunctionaris dient klager hulp te krijgen bij het aanpakken van zijn verslaving. Een ondersteunend traject met
urinecontroles acht de selectiefunctionaris echter onvoldoende effectief voor het aanpakken van klagers verslavingsproblematiek. De selectiefunctionaris verwijst bovendien naar de adviezen van de politie, waarin het drietal door klager als verlofadres
opgegeven adressen als niet in orde werd bevonden.
3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot detentiefasering zijn de volgende adviezen uitgebracht. Het eerste adres dat door klager is opgegeven als verlofadres acht de politie onaanvaardbaar vanwege recente meldingen van drugs, alcohol en geweld in
relatie tot de ex-partner van de hoofdbewoonster van dit adres. Voorts zijn er recente zorgmeldingen over een minderjarig kind dat in de woning op dit adres verblijft. Ook de andere twee door klager als verlofadres opgegeven adressen heeft de politie
onaanvaardbaar geacht, dit vanwege de vele antecedenten van de (hoofd)bewoners van deze adressen.
De reclassering adviseert positief over klagers verzoek tot detentiefasering. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering hierbij een meldplicht, een locatiegebod, een drugsverbod en een gedragsinterventie gericht op zijn
verslavingsproblematiek.
Het multidisciplinair overleg (MDO) en de vrijhedencommissie van de p.i. Lelystad adviseren negatief vanwege klagers positieve urinecontroles, het feit hij in het bezit was van contrabanden op cel en dat hij niet beschikt over een goedgekeurd
verlofadres.
4. De beoordeling
4.1. In een z.b.b.i. kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste
de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde
gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden, en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr.
4617).
4.2. Uitgangspunt is dat drugsgebruik een contra-indicatie voor plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. vormt. Uit de stukken komt naar voren dat klager disciplinair is gestraft voor positieve scores op het gebruik van THC op
26 april 2016, op 17 juni 2016, op 22 juli 2016 en op 26 juli 2016. Op 7 juli 2016 is klager disciplinair gestraft nadat contrabanden op zijn cel zijn aangetroffen.
4.3. De beroepscommissie overweegt dat klager, nu hij binnen drie maanden meer dan driemaal positief heeft gescoord bij een controle op het gebruik van softdrugs, ingevolge het DOB uitgesloten dient te worden van detentiefasering in de eerste drie
maanden na de constatering van de meest recente positieve urinecontrole. Hierbij komt als onweersproken dat klager recent tweemaal is gestraft voor het aanwezig hebben van drugs en druggerelateerde contrabande in zijn cel. Deze incidenten hebben er in
geresulteerd dat klager niet voldoet aan de in de onder 4.1 vermelde criteria.
4.4. Onder die omstandigheden kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Onbesproken kan
blijven
het bezwaar van klager tegen de aan de beslissing ten grondslag liggende overweging dat de door hem als verlofadres opgegeven adressen door de politie niet in orde zijn bevonden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 17 oktober 2016.
secretaris voorzitter