Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3089/GB, 12 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3089/GB

Betreft [klager] datum: 12 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC Scheveningen. Op 12 april 2016 is hij overgeplaatst naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden van de locatie De Schie te Rotterdam Op 23 juni 2016 is hij geplaatst
in
het PPC van de penitentiaire inrichting Amsterdam Over-Amstel en vervolgens is klager wegens sluiting van deze p.i. overgeplaatst naar het justitieel complex (j.c.) Zaanstad. Op 23 juni 2016 is hij geplaatst in het PPC van het j.c. Zaanstad. Bij
beslissing van 15 augustus 2016 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op
2 september 2016 is hij geplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van laatst genoemde p.i.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager hoort behandeld te worden omdat hij tbs heeft. Hij wil graag in een tbs-inrichting een behandeling ondergaan. Heel zijn leven zit hij in een internaat, een tbs-inrichting en een PPC. Het is nu zo ver dat hij euthanasie heeft aangevraagd omdat
hij
niet wordt geholpen/behandeld. Klager smeekt om hulp. Er is genoeg voeding om hem in de longstay of in een tbs-inrichting te behandelen voordat het te laat is. Door omstandigheden is klagers EMDR-behandeling stopgezet.
Klager is omdat hij een usb-stick met daarop foto en/of videomateriaal van zijn vrouwelijke behandelaar in PPC Scheveningen zou bezitten, overgeplaatst naar de locatie De Schie. Vanuit locatie De Schie is hij overgeplaatst naar j.c. Zaanstad. Op de dag
dat de raadsman klager daar zou bezoeken, deed klager een suïcidepoging. Vervolgens is hij overgeplaatst naar p.i. Krimpen aan den IJssel waar hij regulier geplaatst zou worden. Na ruim tien jaar gevangenschap ervaart klager in toenemende mate
psychische druk van de uitzichtloosheid van zijn straf. Publicaties en extra media-aandacht voor de levenslange gevangenisstraf dragen hier vermoedelijk aan bij. Het is moeilijk te begrijpen dat geen indicatie meer wordt gezien voor een PPC-plaatsing.
Op de achtergrond van de levenslange gevangenisstraf is nog altijd de tbs met dwangverpleging aan de orde. Er is nog geen reactie ontvangen van de Staatssecretaris met betrekking tot een eventuele plaatsing in een longstayvoorziening van een
tbs-inrichting. Klager heeft bijzondere aandacht nodig om op menswaardige wijze zijn straf te kunnen ondergaan. Klager is door zijn behandelaar V. in het bezit gesteld van een brief over de overdracht van psychotherapie. Deze brief bevat medische
informatie en het is aan klager of hij deze wenst te verschaffen aan de beroepscommissie. De heer V. acht voortzetting van de behandeling aangewezen. Klager verzet zich tegen een reguliere plaatsing en verzoekt om hem te plaatsen in een omgeving waar
hem wel voldoende behandeling kan worden geboden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van het PPC te Zaanstad van 4 augustus 2016 komt naar voren dat er geen indicatie meer bestaat voor een langer verblijf van klager in het PPC. Klager stelt weliswaar dat hij een tbs-maatregel heeft, maar die is sinds 24 januari
2003 geschorst vanwege zijn huidige veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf. Het beroepschrift bevat enkel een verzoek tot plaatsing in een tbs-inrichting. Dit verzoek zal als zodanig in behandeling worden genomen en klager zal hier te zijner
tijd een beslissing op ontvangen.

3.3. De directeur van j.c. Zaanstad heeft in verband met het ontbreken van een PPC-indicatie verzocht om klager te selecteren voor een gevangenis met een EZV-afdeling, waarbij klagers voorkeur uitgaat naar de locatie Zoetermeer.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, aan wie een tbs-maatregel is opgelegd die sinds 2003 is geschorst, ondergaat een levenslange gevangenisstraf.

4.3. De beroepscommissie constateert dat recent sprake is geweest van een fors aantal kort opeenvolgende overplaatsingen. Het beroep van klager richt zich tegen de voorlaatste beslissing om hem over te plaatsen naar de gevangenis van de p.i. Krimpen
aan den IJssel. Inmiddels verblijft klager sedert 2 september in het h.v.b. van genoemde inrichting.
De advocaat van klager stelt niet te begrijpen dat er geen indicatie voor PPC plaatsing meer zou zijn, nu de destijds opgelegde TBS met dwangverpleging nog altijd aan de orde is.
Hij geeft evenwel aan dat het beroep moet worden gezien tegen de achtergrond van de nog niet ingewilligde wens van klager om te worden geplaatst in een longstay-afdeling van een tbs-inrichting.
Klagers beroep lijkt dus vooral een verzoek te bevatten om hem in een tbs-inrichting te plaatsen. Dit verzoek is door de Staatssecretaris als zodanig opgevat en op dit verzoek zal door de Staatssecretaris in een later stadium worden beslist.

4.4. Ten aanzien van de beslissing om klager over te plaatsen naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel is namens klager, zonder nadere onderbouwing anders dan met verwijzing naar de destijds opgelegde tbs met dwangverpleging, aangevoerd
dat het moeilijk te begrijpen is dat er thans geen indicatie meer wordt gezien voor een PPC-plaatsing. In de toelichting op het beroep wordt niet nader ingegaan op de overplaatsing van klager naar het h.v.b.
Plaatsing van klager in het h.v.b. komt de beroepscommissie voor als een plaatsing die niet zonder onnodige risico’s is tenzij geplaatst is op een EZV- afdeling.
Wat daarvan zij, nu het beroep zich oorspronkelijk richtte tegen een inmiddels achterhaalde overplaatsing en bovendien meer is gericht op een spoedige inwilliging van het verzoek te worden geplaatst in een longstay-afdeling van een
tbs-inrichting, overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie stelt vast dat in het selectieadvies van 4 augustus 2016 is aangegeven dat als klager, bij wie forse persoonlijkheidsproblematiek is geconstateerd, op een EZV-afdeling zich hanteerbaar opstelt, hij op een reguliere afdeling
van een p.i. kan worden geplaatst. In het selectieadvies is vervolgens opgenomen dat klager inmiddels stabiel is, hij correct blijft en aan te spreken is op zijn gedrag. Hij werkt samen en er is geen sprake meer van een suïcidaal beeld. De
beroepscommissie acht hiermee voldoende onderbouwd dat er geen reden meer was voor een PPC-indicatie.
De beroepscommissie kan de door raadsman aangekondigde medische informatie in haar hier onderstaande oordeel niet meewegen nu deze informatie niet aan haar is verstrekt.
Over het verzoek van klager om op een longstay-afdeling te worden geplaatst moet nog worden beslist.
Met klagers voorkeur voor plaatsing in de locatie Zoetermeer kan evenmin rekening worden gehouden nu personele redenen in de weg staan aan plaatsing van klager in de locatie Zoetermeer.

4.5. Gelet op het bovenstaande kan - daargelaten de informatie dat klager thans in het huis van bewaring verblijft - de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.A.G. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven