Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3425/SGA, 12 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3425/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 12 oktober 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoekster te noemen, thans verblijvende in de locatie Nieuwersluis.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van de directeur van voornoemde locatie, te weten:
a. een beslissing van 5 oktober 2016, inhoudende de oplegging van – zo verstaat de voorzitter – drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 5 oktober 2016 en eindigend op 8 oktober 2016, wegens een
positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van contrabande;
b. het niet verstrekken van de gewenste medicatie (Oxazepam) door de medische dienst.

Daarnaast vraagt verzoekster schorsing van:
c. de beslissing van – zo verstaat de voorzitter – 5 oktober 2016, strekkende tot terugplaatsing uit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) naar een normaal beveiligde inrichting;
en
d. de verdere tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde vrijheidsstraf.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het ongedateerde klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 oktober 2016.

1. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Hoewel de directeur heeft verzuimd een afschrift van de mededeling van de bestreden disciplinaire straf mee te zenden bij zijn reactie, zal de voorzitter – nu op zich vast staat dat de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf inmiddels is geëindigd
– het verzoek ten aanzien van dit onderdeel toch afdoen.
Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf inmiddels niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoekster beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoekster heeft daarom geen belang meer bij een
toewijzing van het verzoek zodat het verzoek ten aanzien van dit onderdeel moet worden afgewezen.

Ten aanzien van de onderdelen b, c en d:
De in deze onderdelen aan de orde zijnde beslissingen zijn geen beslissingen als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. Nu in het kader van deze procedure slechts van dergelijke beslissingen om schorsing van de tenuitvoerlegging kan
worden verzocht, kan verzoekster ten aanzien van deze onderdelen niet worden ontvangen in haar verzoek.

De voorzitter merkt ten aanzien van de onderdelen b, c en d nog het volgende op:
Ten aanzien van beslissingen van de medische dienst van een inrichting (onderdeel b) geldt dat daarvan niet om schorsing kan worden verzocht .
De beslissing om verzoekster vanuit een z.b.b.i. terug te plaatsen (onderdeel c) is een beslissing van de selectiefunctionaris, tegen welke beslissing bezwaar kan worden gemaakt. Van dergelijke beslissingen kan pas om schorsing van de
tenuitvoerlegging
worden verzocht nadat de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift heeft beslist en tegen die beslissing beroep is ingesteld bij de Raad.
Opschorting van detentie (onderdeel d) kan in het kader van (onder meer) een strafonderbreking. Daartoe dient verzoekster desgewenst een verzoek in te dienen bij de Staatssecretaris.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a en verklaart verzoekster voor het overige niet-ontvankelijk in haar verzoek.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven