Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2307/GA, 12 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2307/GA

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.B.E. van Kan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet in behandeling nemen van een bezoekaanvraag;
b. onheuse bejegening door het personeel.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Uit artikel 60 juncto 38 van de Pbw volgt dat het niet nemen van een beslissing gelijk wordt gesteld aan een beslissing. Er is sprake van een aanvraag
waarop geen beslissing is gekomen. De directeur heeft verzuimd om een beslissing te nemen op een bezoekaanvraag. De directeur is voorts verantwoordelijk voor het personeel dat de bezoekaanvraag in behandeling dient te nemen. Klager heeft enkele maanden
geen bezoek kunnen ontvangen omdat het bezoek enkel op zondag is en zijn familie dan doorgaans niet kan. Op zondag 29 mei 2016 kon klagers familie wel komen, maar dit is niet doorgegaan vanwege het niet verwerken van de bezoekaanvraag. Klager is
vervolgens onheus bejegend door het personeel. Hij werd stevig geduwd. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager stelt dat hij op 25 mei 2016 een aanvraag heeft ingediend voor het ontvangen van bezoek op 29 mei 2016. De directeur stelt dat klager de aanvraag op 28 mei 2016 heeft
ingediend. Daar een bezoekaanvraag twee dagen voorafgaand aan het bezoekmoment ingeleverd dient te worden, is de aanvraag aan klager teruggegeven. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er derhalve geen sprake van een door of namens de directeur
genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat. Van een verzuim of weigering om te beslissen, zoals bedoeld in het tweede lid van voornoemd artikel, kan slechts sprake zijn indien niet binnen een
wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen, hetgeen in casu niet aan de orde is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van onderdeel a. met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 12 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven