Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3047/GB, 29 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3047/GB

Betreft: [Klager] datum: 29 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager tot uitstel van de melddatum van 3 oktober 2016, waarop hij zich in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad moet melden, afgewezen.

2. De feiten
Op 25 april 2016 is klager opgeroepen zich op 3 juni 2016 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 540 dagen gevangenisstraf. Klager heeft hiertegen op 28 april 2016 een bezwaarschrift ingediend dat bij beslissing van 17 mei 2016 gegrond is
verklaard en waarin is beslist dat aan klager vier maanden uitstel van zijn melddatum wordt verleend, zodat hij zich op 3 oktober 2016 moet melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van voornoemde gevangenisstraf. Hiertegen heeft klager beroep
ingesteld, dat op 12 juli 2016 ongegrond is verklaard. Op 4 juli 2016 is klager, nadat hij onherroepelijk is veroordeeld voor het ondergaan van 810 dagen gevangenisstraf voor parketnummer 24-003104-10, opgeroepen zich op 3 oktober 2016 te melden in de
p.i. Lelystad voor het ondergaan van (in totaal) 1350 dagen gevangenisstraf. Op 21 augustus 2016 heeft klager een nieuw verzoek tot uitstel van zijn melddatum van 3 oktober 2016 gedaan, dat op 30 augustus 2016 is afgewezen.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij vindt het advies van de advocaat-generaal onbegrijpelijk, nu deze niet ingaat op de gewijzigde omstandigheden die door klager naar voren zijn gebracht. Hij heeft na maandenlang zoeken en
onderhandelen een geschikte opvolger kunnen vinden om zijn bedrijfsactiviteiten aan over te dragen en die in staat is om de lopende opdrachten over te nemen en af te ronden. Vanwege de vakantieperiode gaat het klager echter niet lukken de projecten
voor
zijn melddatum van 3 oktober 2016 over te dragen. Nadat de projecten zijn overgedragen kan klager starten met het opstellen van de eindstukken voor de belastingdienst. Daarnaast is een acceptabel bod gedaan op het huis van klager en zijn echtgenote,
dat
sinds november 2015 door hen te koop is aangeboden. Klager heeft een voorlopig koopcontract bijgevoegd, waaruit blijkt dat de afwikkeling van de verkoop uiterlijk 1 december 2016 zal plaatsvinden. Daarenboven stelt klager dat de selectiefunctionaris
hem
heeft geadviseerd beroep in te stellen tegen zijn beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot uitstel, waarmee de selectiefunctionaris volgens klager suggereert dat hij niet achter zijn beslissing staat. Voorts heeft de selectiefunctionaris
volgens
klager ten onrechte advies gevraagd aan de advocaat-generaal. Klager verzocht immers twee tot drie maanden uitstel. Klager geeft te kennen met een uitstel van twee maanden al geholpen te zijn, zodat de selectiefunctionaris klagers verzoek niet aan de
advocaat-generaal had hoeven voorleggen, maar deze zelf had kunnen afdoen, nu het totale uitstel waarom is verzocht de zes maanden niet overstijgt. Nu klager op 28 april 2016 reeds heeft verzocht om uitstel tot het einde van het jaar – een periode van
meer dan zes maanden – en de selectiefunctionaris destijds geen advies heeft gevraagd aan de advocaat-generaal alvorens op het verzoek te beslissen, meent klager dat de handelswijze van de selectiefunctionaris inconsequent is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager voert in beroep geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan op grond waarvan de selectiefunctionaris aanleiding ziet de bestreden beslissing te herzien.
Wel heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek tot uitstel van zijn melddatum – conform de ‘Aanwijzing executie’ van het Openbaar Ministerie (OM) – ter advies aan de advocaat-generaal voorgelegd, nu aan klager op 17 mei 2016 reeds vier maanden
uitstel is verleend en hij thans verzoekt om uitstel van twee tot drie maanden, zodat (in totaal) wordt verzocht om uitstel voor een periode van meer dan zes maanden. De advocaat-generaal heeft op 29 augustus 2016 (wederom) negatief geadviseerd over
het
verzoek, nu klager reeds ten tijde van zijn eerste verzoek tot uitstel op de hoogte was van het feit dat hij beide aan hem opgelegde gevangenisstraffen – waartoe hij onherroepelijk is veroordeeld – moest ondergaan.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie constateert dat zij op 12 juli 2016 reeds uitspraak heeft gedaan in een door klager aanhangig gemaakte beroepsprocedure, die gericht was tegen de beslissing tot ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift tegen de beslissing
van de selectiefunctionaris van 17 mei 2016, waarin aan klager vier maanden uitstel van zijn melddatum is verleend. Dit beroep is op 12 juli 2016 ongegrond verklaard. Verwezen wordt naar RSJ 12 juli 2016, 16/1755/GB, waarin de beroepscommissie heeft
overwogen dat uit hetgeen door klager was aangevoerd onvoldoende was gebleken of, en zo ja welke stappen klager had ondernomen teneinde een zaakwaarnemer te vinden. Voorts werd in aanmerking genomen dat de advocaat-generaal destijds, op 7 juni 2016,
negatief had geadviseerd over het verzoek tot uitstel tot het einde van het jaar, en werd het tot 3 oktober 2016 verleende uitstel toereikend geacht. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die thans tot een ander oordeel kunnen leiden. Voor
zover
klager aanvoert dat de afwikkeling van de verkoop van zijn huis niet voor 3 oktober 2016 zal kunnen plaatsvinden, biedt dit geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de afwijzing van klagers verzoek tot uitstel onredelijk of onbillijk zou zijn. Om deze
redenen en tevens in aanmerking nemende dat klager naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende gelegenheid heeft gehad te anticiperen op zijn aankomende detentie, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Tenslotte oordeelt de beroepscommissie dat de selectiefunctionaris juist heeft gehandeld door klagers tweede verzoek
tot uitstel te beschouwen in samenhang met het eerste verzoek en daarbij te concluderen dat sprake was van een verzoek tot uitstel van zes maanden of meer, in welk geval advies dient te worden gevraagd aan het OM. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven