Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0776/GA, 28 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/776/GA

betreft: [klager] datum: 28 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught,
de heer R. Noordermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel opgelegd op 18 januari 2016, inhoudende dat klager voor de duur van vier weken wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. De ordemaatregel is niet gebaseerd op een van de gronden als vermeld in artikel 23 Pbw. De maatregel is opgelegd, omdat klager zich onvoldoende zou inspannen voor zijn
ISD-traject. Dit is geen reden voor oplegging van een ordemaatregel en onjuist. Klager wil, anders dan de directeur heeft aangevoerd, meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, mits dit onderzoek wordt uitgevoerd door een psycholoog van buiten de
inrichting. Klager heeft zelfs te kennen gegeven de kosten van dit onderzoek zelf te willen betalen en heeft in dit kader verschillende acties ondernomen. Klager wordt verplicht een ‘instemmingsverklaring ISD’ te ondertekenen, maar hij twijfelt aan de
inhoud van die verklaring. Hoewel de inrichting hem hierin tegenwerkt, heeft hij verschillende acties ondernomen om een en ander uit te zoeken. Hieruit blijkt dat hij zich inspant ten behoeve van zijn traject. Klager verblijft sinds november 2015 op de
ISD-afdeling. Vóór de ordemaatregel kreeg hij een ‘fase 1 programma’. Zijn programma is na de oplegging van de ordemaatregel, die overigens steeds wordt verlengd, niet gewijzigd. Medegedetineerden krijgen meer activiteiten dan klager. Klager krijgt
geen
ORZ-momenten en avondrecreatie en in de weekenden wordt hij halve dagen ingesloten.

De directeur heeft in beroep zijn standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. Met ingang van 18 januari 2016 is het faseprogramma voor ISD-ers ingevoerd. Dit faseprogramma houdt, kort weergegeven, in dat ISD-ers die zich inspannen voor hun
ISD-traject extra activiteiten, bovenop het standaard dagprogramma van 43 uur, aangeboden krijgen (fase 2). ISD-ers die zich onvoldoende inspannen krijgen het standaard dagprogramma van 43 uur aangeboden (fase 1). Dit dagprogramma voldoet aan de eisen
gesteld in de wet en het ISD-convenant. Doel van dit faseprogramma is ISD-ers te motiveren voor hun traject. Na invoering van dit programma was het zoeken hoe een en ander concreet moest worden ingevuld. Aanvankelijk is ervoor gekozen een beslissing
tot
plaatsing van een ISD-er in fase 1 te gieten in de vorm van een ordemaatregel. Inmiddels gebeurt dit niet meer en krijgt een ISD-er die in fase 1 wordt geplaatst, een ‘gewone’ schriftelijke mededeling.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 23, eerste lid onder a, Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel blijkt dat de ordemaatregel aan klager is opgelegd, omdat hij onvoldoende inspanning toont ten aanzien van zijn ISD-traject. Nog
daargelaten
dat die (vermeende) gebrekkige inzet van klager voor zijn traject in de schriftelijke mededeling in het geheel niet is onderbouwd, is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat het, in verband met
bovengenoemde belangen, noodzakelijk was klager de bestreden ordemaatregel op te leggen. Het enkel niet tonen van inzet voor het ISD-traject is in ieder geval niet een dergelijke omstandigheid. Een grond voor oplegging van de ordemaatregel ontbreekt
derhalve.

De bestreden ordemaatregel houdt in dat klager wordt uitgesloten van deelname aan activiteiten die het dagprogramma van 43 uur overschrijden, maar in de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel is niet vermeld van welke activiteiten klager precies
is uitgesloten. Daarmee is onvoldoende duidelijk wat de ordemaatregel precies inhoudt.

Ook is de bestreden ordemaatregel voor een duur van vier weken opgelegd, terwijl in artikel 23, tweede lid, Pbw is bepaald dat een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken mag worden opgelegd. Op
dit onderdeel is de ordemaatregel dus in strijd met de wet.

Tot slot heeft de directeur ook gehandeld in strijd met artikel 57, eerste lid onder b, Pbw waarin is bepaald dat een gedetineerde door de directeur dient te worden gehoord, voordat wordt beslist tot oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van
deelname aan activiteiten. In de schriftelijke mededeling van de bestreden ordemaatregel is vermeld dat klager niet door de directeur is gehoord.

Gezien al het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager ter zitting heeft verklaard dat het dagprogramma dat hem tijdens de
ordemaatregel is aangeboden, niet anders was dan het dagprogramma dat hij daarvoor kreeg, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. W.F. Korthals Altes en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven