Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2373/GM, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2373/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 juni 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsvrouw, mr. E. van der Gulik, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Als gevolg van perikelen met de telefonische tolk was ter zitting geen tolk beschikbaar. Namens klager is toestemming gegeven voor behandeling van het beroep ter zitting zonder een tolk.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 juni 2016, betreft de weigering van de inrichtingsarts klager voor Hepatitis C te behandelen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. Sinds klagers binnenkomst in de inrichting is bekend dat hij lijdt aan Hepatitis C. Hij heeft aangegeven hiervoor behandeld te willen worden, hetgeen noodzakelijk is om zijn
gezondheidstoestand niet verder te laten verslechteren. Het is volgens klager cruciaal dat behandeling op korte termijn aanvangt om leverfalen en andere ziekteverschijnselen te onderdrukken. Zonder adequate behandeling kan levercirrose ontstaan en
mogelijk leverkanker. Klager heeft meermalen verzocht te worden behandeld. De inrichtingsarts stelt dat een behandeling pas gestart kan worden nadat op het hoger beroep is beslist. Dit kan volgens klager echter nog wel een jaar of langer duren. Er is
nog geen datum van de behandeling van het hoger beroep bekend. De inrichtingsarts zei verder alleen dat klagers gezondheid niet veel is verslechterd en heeft niets gedaan. Klager leest dat een behandeling zo snel mogelijk dient aan te vangen teneinde
verslechtering te voorkomen. Klagers vindt dat zijn gezondheid moedwillig in gevaar wordt gebracht. In eerste aanleg is aan klager een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. Klager is momenteel negentien maanden gedetineerd. Als bij aanvang van
klagers
detentie meteen gestart was met de behandeling had de behandeling makkelijk afgerond kunnen worden. Klager vindt het erg kwalijk hoe er met hem is omgegaan. Ten slotte wordt namens klager aangevoerd dat hij nog steeds niet door een specialist is
gezien.
Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt – schriftelijk – als volgt toegelicht. Klager verblijft sinds 9 december 2015 in de inrichting. Vanaf het begin was bekend dat hij lijdt aan Hepatitis C. Naar aanleiding van klagers verzoek heeft de medische
dienst klagers raadsvrouw gebeld en is uitgelegd dat klager pas zal worden behandeld op het moment dat een definitieve einddatum van klagers detentie bekend is. Klager praatte zelf niet met de medisch dienst over de behandeling van zijn Hepatitis C. Op
26 april 2016 is klager uitgenodigd voor een gesprek. De inrichtingsarts heeft toen voorgesteld bloed te prikken, maar dat wilde klager niet. Naar aanleiding van de ingediende klacht is klager ook uitgenodigd voor een gesprek op 16 juni 2016. Klager is
niet verschenen. De inrichtingsarts heeft klager opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 20 juni 2016. In dat gesprek is nogmaals aan klager uitgelegd dat behandeling van de Hepatitis C niet zal plaatsvinden gedurende het hoger beroep, in verband met
mogelijke invrijheidstelling van klager en het eventueel daardoor niet kunnen afronden van de behandeling. Naar aanleiding van het verslag van bemiddeling door de medisch adviseur en het verzoek van klagers raadsvrouw hiertoe, is klager doorverwezen
naar een specialist. Een afspraak is ingepland.

3. De beoordeling
Klager lijdt aan Hepatitis C. Voor een effectieve behandeling van Hepatitis C is het van belang dat iemand met deze aandoening een jaar onder behandeling blijft. Het betreft een zeer intensieve behandeling die zorgvuldig moet gebeuren.

De beroepscommissie stelt vast dat niet gebleken is dat de inrichtingsarts klager heeft verwezen naar een maag-, lever- en darmarts dan wel een zogenaamd “hepatitisbehandelcentrum”, terwijl dit laatste wel in de NHG-richtlijn is vermeld. Dat de
inrichtingsarts klager, naar aanleiding van de bemiddeling door de medische adviseur, heeft doorverwezen naar een specialist is naar het oordeel van de beroepscommissie te laat. De beroepscommissie is van oordeel dat dit veel eerder had dienen te
gebeuren. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en stelt de tegemoetkoming vast op € 50,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven