Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2072/GM, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2072/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 juni 2016 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en [...], tandarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 19 mei 2016, betreft de omstandigheid dat klager lang heeft moeten wachten voor hij bij de inrichtingstandarts terecht kon en de omstandigheid dat twee kiezen
tegen zijn wil zijn getrokken.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft heel lang moeten wachten voordat hij een afspraak bij de tandarts had. Hij heeft eind februari 2016 een verzoekbriefje ingediend. Eind maart 2016 hoorde hij dat sprake was geweest van een miscommunicatie. Klager heeft uiteindelijk op 5
april 2016 de tandarts kunnen bezoeken.
De tandarts heeft tegen klagers wil zijn kies eruit getrokken. Klager heeft tegen de tandarts gezegd dat zijn kies niet getrokken mocht worden. Omdat hij volgens de tandarts pijn zou houden, heeft hij – onder pijn – akkoord gegeven. Hij had niet goed
door wat er gebeurde. Ook heeft de tandarts een andere kies zo erg beschadigd dat klager naar de kaakchirurg moest. De kaakchirurg heeft de beschadigde kies er vervolgens ook tegen klagers wil uitgetrokken. Klager is de Nederlandse taal niet goed
machtig. Uit de stukken blijkt niet hoe met klager is gecommuniceerd. Klagers stelling dat het trekken van de kiezen niet goed met hem is gecommuniceerd wordt niet weersproken door de stukken. Klager is van mening dat onvoldoende zorgvuldig met zijn
belangen is omgegaan en verzoekt om een tegemoetkoming.

De tandarts heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klagers kies is op 5 april 2016 getrokken. De extractie van klagers kies heeft volgens de tandarts in goed overleg met klager plaatsgevonden. Tijdens het hevelen brak helaas een naastgelegen composietkroon af. Doordat de situatie enigszins complex
verliep is dit niet aan klager medegedeeld, maar wel in de kaart geschreven. De bedoeling was om dit aan klager te vertellen als hij terug zou zijn van de kaakchirurg en dit de week erna te herstellen. Klager is op 11 april 2016 bij de kaakchirurg
geweest. Die heeft de afgebroken composietkroon verwijderd. Dit was niet aan de kaakchirurg gevraagd en dit staat ook niet in de kaart. De kaakchirurg stelt dat de kies in overleg met klager is getrokken, maar klager stelt dat het hem niet is gevraagd.
De tandarts vindt de gang van zaken heel vervelend. Op 12 april 2016 stond een afspraak met de tandarts gepland en is klager niet op komen dagen. Op 19 april 2016 heeft de tandarts een gesprek met klager gehad over de situatie. Een bevriende
medegedetineerde heeft als tolk gefungeerd.

3. De beoordeling
Voor zover klager aanvoert dat hij niet tijdig door de tandarts is gezien, overweegt de beroepscommissie dat uit het dossier volgt dat klager eind februari 2016 een verzoekbriefje voor de tandarts heeft ingediend en pas op 5 april 2016 door de tandarts
is gezien. Volgens de medisch adviseur was het voorgaande te wijten aan een interne miscommunicatie, hetgeen in beroep niet is weersproken. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat in zoverre onvoldoende voortvarend is gehandeld
en
het handelen van de inrichtingstandarts dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm genoemde norm. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 20,= worden toegekend.

Voor zover het beroep ziet op de extractie van een kies door de tandarts volgt uit het verhandelde ter zitting en de stukken dat de geplande zenuwbehandeling wegens pijn aan een kies (nr. 26) niet lukte. Als gevolg hiervan was het nodig klagers kies te
trekken. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat klager bewust heeft ingestemd met de extractie van zijn kies door de tandarts. Tijdens het “hevelen” brak de composietkroon van de naastgelegen kies af. Omdat één van de wortels van klagers kies er
niet
uitging is klager doorverwezen naar de kaakchirurg met het verzoek de resterende wortel te verwijderen. In de verwijsbrief heeft de tandarts de kaakchirurg niet verzocht de afgebroken kies te verwijderen. Dat de kaakchirurg dit – al dan niet tegen
klagers wil – heeft gedaan, acht de beroepscommissie spijtig, maar kan de tandarts niet worden verweten. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts voor wat betreft het
trekken van de kies niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Voor zover klager klaagt over het handelen van de kaakchirurg overweegt de beroepscommissie als volgt. Klagers klacht betreft niet het handelen van de inrichtingstandarts, maar de beslissing van de kaakchirurg tot het trekken van een kies. Nu de klacht
niet een medisch handelen van de aan de inrichting verbonden tandarts betreft als bedoeld in artikel 28 Pm zal klager in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. Ten overvloede informeert de beroepscommissie klager dat hij, gelet op
het bepaalde in artikel 47, tweede lid, juncto artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg tot tien jaar na het handelen of nalaten van de zorgverlener een
klacht kan indienen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig oproepen van klager door de tandarts gegrond en kent klager een tegemoetkoming toe van € 20,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het trekken van klagers kies door de tandarts ongegrond.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover gericht tegen het handelen van de kaakchirurg.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven