Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2464/SGA, 19 juli 2016, schorsing
Uitspraakdatum:19-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/2464/SGA
Betreft : [klager] datum: 19 juli 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L. Huigsloot, namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) van de (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van de directeur van de p.i. Dordrecht van 15 juli 2016, inhoudende:
a. de intrekking van de aan verzoeker toekomende regimaire verloven;
b. de terugplaatsing vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 15 juli 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 juli 2016.

1. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Verzoeker is op of omstreeks 15 juli 2015 door de selectiefunctionaris geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Dordrecht. Door die plaatsing komt verzoeker van rechtswege niet meer in aanmerking voor regimair verlof. De (eerdere) beslissing van de
directeur
wordt daarom niet meer ten uitvoer gelegd. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van dit onderdeel van het verzoek en het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. De bestreden beslissing van de directeur die is genomen naar aanleiding van verzoekers terugplaatsing naar het h.v.b. voldoet niet aan de minimale
eisen
die de beroepscommissie aan een dergelijke beslissing stelt. Zo heeft de beroepscommissie uitgemaakt dat éénmalig verwijtbaar handelen, waarvan hier feitelijk sprake is, geen aanleiding mag zijn voor een degradatie. De omstandigheid dat de bestreden
beslissing verder voldoet aan de daaraan te stellen eisen, doet daaraan niet af. Het verzoek moet daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing moet worden geschorst.

Het is de voorzitter ambtshalve bekend dat binnen een h.v.b. geen plusprogramma wordt aangeboden. Dat hoeft evenwel geen beletsel te zijn voor een toewijzing van het verzoek omdat verzoekers status van gepromoveerde gedetineerde in de inrichting van
definitieve plaatsing opnieuw beoordeeld kan worden. Tot dat moment verblijft hij evenwel effectief in het in de inrichting van verblijf aangeboden regime.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a.
Hij wijst het verzoek toe ten aanzien van onderdeel b en schorst de tenuitvoerlegging van de degradatiebeslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven