Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1796/GA, 12 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1796/GA

betreft: [klager] datum: 12 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C. Heijmerink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht heeft bij schrijven van 3 augustus 2016 laten weten niet ter zitting te zullen
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager heeft geweigerd een meermalen gegeven opdracht van een personeelslid op te volgen en zich dreigend heeft opgesteld tegenover dit personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 9 december 2015 was klagers celgenoot bij de celdeur in gesprek met een p.i.w.-er. Klager is toen naar de p.i.w.-er toegelopen om iets tegen hem te
zeggen. Vervolgens heeft de p.i.w.-er de deur in klagers gezicht dichtgeslagen. Hierop heeft klager de deur opengehouden, zodat hij met de p.i.w.-er in gesprek kon. De p.i.w.-er heeft daarop direct de alarmknop ingedrukt. Klager heeft de orde en
veiligheid niet verstoord, zodat hem ten onrechte een disciplinaire straf is opgelegd. De p.i.w.-er had een veel groter aandeel in het voorval dan uit het verslag blijkt. Namens klager is de beklagcommissie (voor het eerst op 11 december 2015)
meermalen
verzocht twee getuigen te horen die bij het voorval aanwezig waren en klagers verhaal kunnen bevestigen. Pas drie maanden later (op 11 maart 2016) is op dit verzoek beslist; het verzoek is afgewezen. De afwijzende beslissing is volstrekt onvoldoende
gemotiveerd en doet op geen enkele manier recht aan klagers belangen. Klager, die veel moeite heeft moeten doen om de gegevens van de genoemde getuigen te achterhalen, heeft hierdoor geen reële mogelijkheid gehad zijn lezing van de gebeurtenissen te
onderbouwen. Na de afwijzende beslissing op het verzoek getuigen te horen, was het voor klager niet meer mogelijk die getuigen hun verklaringen op schrift te laten zetten. Gezien het vorenstaande is het onbegrijpelijk dat de beklagcommissie het beklag
ongegrond heeft verklaard. Overigens is het juist dat klager eerder is gestraft voor zijn gedrag, maar tegen die beslissingen heeft hij geen beklag ingesteld.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur ziet geen enkele reden om aan de inhoud van het verslag te twijfelen. De directeur heeft nog met de rapporteur zelf gesproken en deze
bevestigde de inhoud van het verslag en gaf bovendien te kennen dat hij ontdaan was van het incident en geschrokken was van de agressieve houding van klager. Bovendien heeft klager tijdens de rapportafhandeling geen feiten en omstandigheden aangedragen
die een nader onderzoek rechtvaardigden. Klager heeft zich in de p.i. meerdere keren schuldig gemaakt aan gedrag dat onverenigbaar is met de orde en veiligheid, zoals blijkt uit de toegezonden beschikkingen.

3. De beoordeling
Klager heeft zich beklaagd over de procedure bij de beklagcommissie. De beroepscommissie gaat aan dit verweer voorbij, omdat zij het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordeelt.

Het verzoek om getuigen te horen is in beroep niet herhaald.

Gelet op het verslag, waarin gedetailleerd en concreet is beschreven wat er volgens de rapporteur op 9 december 2015 feitelijk is gebeurd, en op de mededeling van de directeur dat de rapporteur later mondeling heeft bevestigd dat wat in het verslag is
vermeld overeenkomt met de werkelijkheid, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager een meermalen door de rapporteur gegeven opdracht niet heeft opgevolgd en vervolgens een situatie heeft doen ontstaan waarin de rapporteur zich door
klagers houding en gedrag zodanig bedreigd heeft gevoeld dat hij zich genoodzaakt zag alarm te maken. Het vertonen van dergelijk gedrag is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting. De directeur heeft daarom in redelijkheid kunnen
beslissen klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven