nummer: 16/1303/GA
betreft: [klager] datum: 12 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C.W.L. Grootjans, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde p.i., en [...], juridisch medewerker bij voormelde p.i..
Op de dag van de zitting heeft klager telefonisch aan een medewerker van het secretariaat van de Raad meegedeeld dat hij eerst die ochtend te horen had gekregen dat hij op transport naar Zaanstad zou gaan, dat hij niet naar de zitting van de
beroepscommissie kan komen en dat hij uitgenodigd wil worden voor een nieuwe zitting. Klagers raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans is evenmin ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering klager met zijn advocaat te laten bellen;
b. de gevolgde procedure bij een urinecontrole.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de, op 10 maart 2016 door klagers raadsman verzonden, nadere schriftelijke toelichting op de klachten – waarbij in beroep
wordt gepersisteerd – niet meegenomen in haar beslissing. Derhalve is de beslissing van de beklagcommissie onzorgvuldig voorbereid. Tevens is de beslissing onvoldoende gemotiveerd.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: op 30 december 2015 omstreeks 11.00 uur heeft de directeur klager op de hoogte gesteld van de positieve uitslag van een bij klager uitgevoerde urinecontrole. Klager heeft toen direct gevraagd met zijn advocaat te
mogen bellen. De directeur heeft in algemene zin gezegd dat klager mag bellen met zijn advocaat. De directeur heeft zich echter niet uitgelaten over het concrete moment waarop klager mocht bellen. Die beslissing is aan het personeel en is afhankelijk
van de omstandigheden van het geval. Op de desbetreffende dag was er omstreeks 11.00 uur geen gelegenheid te bellen, omdat al het personeel nodig was voor het draaiende houden van het dagprogramma. Na 15.30 uur was er wel gelegenheid om te bellen.
Ten aanzien van het beklag onder b.: bij klager is op 18 december 2015 een urinecontrole uitgevoerd. Vanwege de (naderende) feestdagen heeft de uitslag iets langer op zich laten wachten dan normaal. De inrichting heeft niet in de hand wanneer het
laboratorium de uitslag opstuurt naar de inrichting. In dit geval heeft de inrichting de uitslag van de bij klager uitgevoerde urinecontrole op 30 december 2015 van het laboratorium ontvangen. De uitslag is op dezelfde dag aan klager meegedeeld.
3. De beoordeling
Voor zover klager heeft bedoeld te verzoeken om aanhouding van de behandeling van het beroep overweegt de beroepscommissie dat dit verzoek wordt afgewezen, aangezien zij zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht
acht om op het beroep te beslissen.
Namens klager is aangevoerd dat de uitspraak van de beklagcommissie onzorgvuldig is voorbereid, omdat de beklagcommissie een namens klager op 10 maart 2016 ingediende nadere schriftelijke toelichting niet heeft meegewogen bij haar uitspraak. Wat
hiervan
zij, de beroepscommissie gaat aan dit verweer voorbij, nu zij het beklag in beroep opnieuw ten gronde beoordeelt. Hierbij wordt uiteraard de schriftelijke toelichting van 10 maart 2016 betrokken.
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 39, vierde lid, in verbinding met artikel 37, eerste lid onder i, Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn advocaat telefonisch contact te
hebben, indien hiertoe de noodzaak en de gelegenheid bestaan. Ter zitting is gebleken dat klager op
30 december 2015 omstreeks 11.00 uur met zijn advocaat wilde bellen over de, kort daarvoor aan hem meegedeelde, positieve uitslag van een bij hem uitgevoerde urinecontrole. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat voor klager noodzaak bestond
om op 30 december 2015 met zijn advocaat te bellen. Op grond van de toelichting van de directeur ter zitting is aannemelijk geworden dat op 30 december 2015 omstreeks 11.00 uur geen gelegenheid bestond om klager met zijn advocaat te laten bellen, zodat
de beslissing om klager niet op het door hem gewenste tijdstip te laten bellen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Omstreeks 15.30 uur was er, zo heeft de directeur ter zitting meegedeeld, wel gelegenheid voor klager met zijn
advocaat te bellen.
Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. In aanvulling op die beslissing van de beklagcommissie overweegt de
beroepscommissie dat ter zitting is gebleken dat de uitslag van de bestreden urinecontrole op 30 december 2015 bij de inrichting is binnengekomen en dat die uitslag op dezelfde dag aan klager is meegedeeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie; met wijziging van de gronden ten aanzien van het beklag onder a. en met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag onder b..
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 september 2016.
secretaris voorzitter