Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1578/TA, 22 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1578/TA

betreft: [klager] datum: 22 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 april 2016 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Ter zitting is namens klager overgelegd een brief van 1 juni 2016 waarin melding wordt gemaakt van een herstelgesprek tussen de inrichtingspsychologe en de in de stukken genoemde medepatiënt R.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermeende schending van klagers privacy doordat de inrichtingspsychologe, in strijd met haar beroepsgeheim, vertrouwelijke informatie over klager aan een medepatiënt (R.) heeft verteld.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers klacht gaat, anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, niet over de bejegening van klager door de inrichtingspsychologe, maar
over
de schending van haar beroepsgeheim. Er is sprake van een schending van klagers privacy en van het bepaalde in artikel 80 Rvt en daarom dient klager te worden ontvangen in zijn beklag. Klager heeft ook een klacht ingediend bij het medisch tuchtcollege.
Deze klacht is twee weken geleden behandeld. Er is nog geen uitspraak.
De inrichtingspsychologe heeft, zoals ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van medepatiënt R., zonder klagers toestemming aan R. verteld dat klagers indexdelict een zedendelict is. Verwezen wordt ook naar de ter zitting overgelegde brief van
1 juni 2016. De psychologe was vanuit haar hoedanigheid als therapeut op de hoogte van klagers indexdelict. Klager heeft zelf nooit tegen medepatiënten verteld wat zijn indexdelict is, maar opeens was medepatiënt R. hiervan op de hoogte. Dit heeft,
mede
omdat klager kort daarvoor via de telefoon met de dochter van R. had gesproken, kwaad bloed gezet bij R. Deze heeft op een gegeven moment zelfs gebaren met een keukenmes naar klager gemaakt, terwijl klager op dat moment geen idee had waarom R. zich
opeens zo gedroeg. De inrichtingspsychologe heeft dus een gevaarlijke situatie voor klager gecreëerd, die had kunnen uitmonden in een geweldssituatie.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichtingspsychologe heeft haar beroepsgeheim niet geschonden. Op enig moment heeft de dochter van medepatiënt R. gebeld naar
de afdeling. R. was er niet en klager heeft toen de telefoon opgenomen en met de dochter van R. gesproken. Nadien heeft de psychologe tegen R. gezegd dat het niet verstandig is van zijn dochter via de telefoon met onbekende patiënten te spreken, omdat
zij niet weet met wat voor patiënt zij, de dochter, van doen heeft. De psychologe heeft slechts in zijn algemeenheid over tbs-patiënten gesproken en niet specifiek over klager en zijn indexdelict.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klagers beklag betrekking heeft op het handelen van de inrichtingspsychologe en niet is gericht tegen een door of namens het hoofd van de inrichting genomen beslissing als bedoeld in artikel 56 Bvt, zodat klager
niet in zijn klacht kan worden ontvangen. De stelling dat sprake is van een schending van klagers privacy en van het bepaalde in artikel 80 Rvt kan, anders dan klager meent, niet tot ontvankelijkheid leiden. Gelet hierop zal de beroepscommissie het
beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 22 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven