Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2055/GA, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2055/GA

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord dhr. [...], juridisch medewerker bij de p.i. Groot Alphen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsvrouw mr. M. Wever is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens opruiende uitspraken, samenspanning tegen het personeel en zeer opstandig gedrag;
b. de beslissing tot klagers overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a. ongegrond verklaard en heeft klager ten aanzien van onderdeel b. niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het incident heeft plaatsgevonden op 18 december 2015 en het rapport is op 21 december 2015 aangezegd. Aan klager is niet medegedeeld dat een
schriftelijk verslag aan de directeur zou worden aangezegd. De disciplinaire straf dient als nietig te worden aangemerkt. Klager heeft tot 21 december 2015 deelgenomen aan het gebruikelijke programma. De directeur stelt dat het vier dagen heeft geduurd
voordat hij voldoende geïnformeerd was. Uit het uiteindelijke rapport van 21 december 2015 blijkt niet meer dan uit de melding van 19 december 2015. Het is de vraag wat voor nader onderzoek in de tussenliggende periode heeft plaatsgevonden. De
disciplinaire straf is onredelijk lang na het incident opgelegd. Voorts is de opgelegde disciplinaire straf disproportioneel. Klager ontkent de uitlatingen niet, maar hij heeft dit in zichzelf gezegd en niet tegen een personeelslid. Uit het rapport
blijkt dat klager van zijn verblijfsruimte naar de keuken liep en dat hij niets van doen heeft gehad met de medegedetineerden die zich bemoeiden met een isoplaatsing en het agressief gedrag dat hiermee gepaard ging. De duur van de straf staat niet in
verhouding tot klagers aandeel, indien hij al een aandeel zou hebben gehad. Dat er sprake was van een zeer dreigende situatie blijkt niet uit de handelingen van de medewerkers, nu de gedetineerden niet naar de cel hoefden. Het programma ging door zoals
gebruikelijk en er werd geen alarm geslagen. Uit de motivering van de straf blijkt niet welke handelingen klager zou hebben verricht waaruit blijkt van samenspanning tegen het personeel en zeer opstandig gedrag. Klager heeft zich gedistantieerd van het
incident door zich naar de keuken te begeven.
Met betrekking tot de overplaatsing stelt klager dat zijn klaagschrift doorgestuurd had moeten worden naar de juiste instantie. Klager had er in ieder geval op gewezen moeten worden dat hij bij de selectiefunctionaris bezwaar diende in te stellen. Nu
is
hij zijn kans op bezwaar misgelopen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er was sprake van een dreigende situatie. Het incident begon bij klager en veroorzaakte een kettingreactie. Er is geen alarm geslagen vanwege de
ernst van de situatie. Gevreesd werd dat een alarm tot escalatie zou leiden. Het was niet nodig om na het incident gedetineerden af te zonderen. Na het incident heeft de directeur onderzoek verricht om tot een goede afweging te komen. Hierbij zijn
personeelsleden en gedetineerden gehoord. Naar aanleiding van het onderzoek heeft de directeur een aantal gedetineerden, onder wie klager, bestraft. De directeur stelt dat hij in onderhavige situatie zo spoedig mogelijk heeft beslist over het opleggen
van een disciplinaire straf, gelet op het onderzoek wat daaraan voorafgaand heeft plaatsgevonden.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Artikel 50, eerste lid, van de Pbw bepaalt: “Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van
de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.” De wet noemt geen termijn waarbinnen het verslag moet worden aangezegd en waarbinnen de directeur op de hoogte
daarvan
moet worden gesteld. In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie bepaald dat die termijnen evenwel niet onredelijk lang mogen zijn. Het doel van de aanzegging dient er onder meer toe de gedetineerde op de hoogte te stellen van het feit dat jegens
hem verslag wordt gedaan aan de directeur. De gedetineerde kan zich dan voorbereiden op het gesprek met de directeur en op een eventuele beslissing tot strafoplegging. De beroepscommissie zoekt hierbij aansluiting bij de termijn die geldt voor de
uitreiking van de mededeling als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw. In casu is het verslag pas vier dagen na het incident aangezegd. Daarbij komt dat het uiteindelijke schriftelijk verslag van 21 december 2015 inhoudelijk hetzelfde is als
de
schriftelijke melding van 19 december 2015. Waarom desalniettemin enkele dagen zijn verstreken alvorens het verslag werd aangezegd, is niet duidelijk geworden. Als de noodzaak daartoe al was gelegen in het doen van nader onderzoek, is daarvan op grond
van de inhoud van het schriftelijk verslag in ieder geval niet gebleken. Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet evenwel geen aanleiding om aan de inhoud van het rapport te twijfelen en is van oordeel dat de directeur in redelijkheid aan klager een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen. Gelet daarop zal de
beroepscommissie aan klager een lagere tegemoetkoming toekennen dan in het geval de bestreden beslissing wel onredelijk of onbillijk zou zijn geacht. Zij zal aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekennen.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. E. Lucas, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 27 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven